Absurd toneel
Absurd toneel (ook anti-theater of nouveau théâtre) is een toneelgenre waarin de onlogische en irrationele aspecten van het leven benadrukt worden, vaak om de doelloosheid van het leven aan te tonen. Het absurd toneel werd populair in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog, gelijktijdig met de absurdistische filosofische stroming.
De term nouveau théâtre werd geïntroduceerd door de toneelcriticus Martin Esslin, die het in 1962 als titel van een boek over het onderwerp gebruikte. Esslin zag als eerste het werk van deze toneelschrijvers als een artistieke parallel met de absurdischische filosofie van Albert Camus.
In het absurd toneel wordt vaak uitgegaan van realistische karakters, situaties en theatrale conventies. Tijd, plaats en identiteit zijn vaak vaag en dubbelzinnig. Veelal wordt er een droomachtige of beangstigende sfeer geschapen en vinden er herhaaldelijke of onzinnige dialogen plaats.
Volgens Martin Esslin zijn de vier belangrijkste absurdische toneelschrijvers Eugène Ionesco, Samuel Beckett, Jean Genet en Arthur Adamov. Andere schrijvers die vaak met het absurd theater worden geassocieerd zijn Friedrich Dürrenmatt, Fernando Arrabal, Harold Pinter, Edward Albee, Hans Teeuwen en Jean Tardieu.