Andreas I van Hongarije
rond 1016 - 1061 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Koning van Hongarije | ||||||
|
||||||
|
Andreas I (circa 1016-1061), bijg. de Katholieke, was koning van Hongarije van 1046 tot 1061 en behoorde tot het huis Árpád. Hij was een zoon van hertog Vazul van Hongarije en Katun van Bulgarije. Hij volgde Peter Orseolo op als koning van Hongarije in 1047.
Na de usurpatie door de renegaat Sámuel Aba van Hongarije waren Andreas en zijn broers Levente van Hongarije en Béla I van Hongarije verbannen. Ze vluchten eerst naar Bohemen en toen naar Polen waar Béla een koninklijke prinses huwde. Andreas and Levente trokken verder naar Kiev and huwden dochters van groothertog Jaroslav I de Wijze.
Nadat Sámuel verslagen was, keerden de broers in 1046 terug en werden voormannen van de heidense Vathaopstand, die erin slaagde Peter Urseolo te verdrijven. Andreas werd gekroond in 1047, maar zette de politiek van feodalisering en kerstening door. Hij bleef bondgenoot van Kiev. Urseolo was echter door een interventie van het Heilige Roomse Rijk op de troon gezet en had zijn land een leen gemaakt van keizer Hendrik III. Deze probeerde in 1051 en opnieuw in 1052 het land weer te onderwerpen. Andreas ging hierop in 1053 een bondgenootschap aan met Koenraad II van Beieren, de tegenstander van de keizer.
In 1057 liet Andreas zijn vijfjarige zoon Salomon van Hongarije alvast tot koning kronen om de erfopvolging veilig te stellen. Andreas werd echter door zijn broer Béla I van Hongarije van de troon gestoten.
Andreas werd vader van:
- George
- Salomon van Hongarije (1052-1087)
- David (-1094)
- Adelheid (1040-1062), die huwde met Vratislav II van Bohemen (rond 1035 - 1091).
Andreas en zijn gezin liggen begraven in de abdij van Tihany, door hem gesticht op de oever van het Balatonmeer.