Doelisten
De Doelisten waren oranjegezinde, gematigde of radicale democraten, en ontevreden kooplieden in 1747 en 1748, die zich verzetten tegen de macht van de burgemeesters, die onder elkaar goed betaalde baantjes verdeelden. Daniel Raap, een porseleinverkoper op de Dam wierp zich eind 1747 op als woordvoerder van de hervormingsbeweging. Raap behorende tot de gematigden in de beweging en stelde een request op met vier eisen: erfelijkheid van stadhouderschap in vrouwelijke lijn; verkoop van stadsambten aan meestbiedende; verkiezing van de officieren door de schutterij (in plaats van door de burgemeesters) en tot slot herstel van de gilden in hun oude rechten.
Om ’s lands financiën te verbeteren werd gesproken over nationalisering van de posterijen. Amsterdam besloot de posterijen niet op te willen geven. Daar zei men dat de inkomsten ten bate kwamen van de kerken, gasthuizen en armenzorg. De burgemeesters waren onbezoldigd en zouden de inkomsten missen en inzage in de (financiële) adviezen van buitenlandse correspondenten. Op 14 juli werden de posterijen een programmapunt voor de Doelisten. Er verscheen een pamflet met elf artikelen, die, naast afschaffing van de pacht, een inkomstenbelasting, de accijnsen en verkiezingen van de burgemeesters door de burgerij omvatte. Prinses Anna gaf haar goedkeuring aan drie licht aangepaste artikelen van Raap, betreffende de posterijen, de stedelijke ambten en de benoeming van officieren in de schutterij. De radicalen onder de Doelisten hielden vast aan de elf artikelen.
Op 7 en 9 augustus vonden de beruchte, openbare vergaderingen plaats in de Doelen. Men eiste de overdraging van de posterij aan de provincie, beëindiging van de vriendjespolitiek, d.w.z. het vergeven van stadsposten en reorganisatie van de schutterij. Raap reisde op en neer naar Den Haag voor een onderhoud met de prins en prinses. De volgende dagen was er opnieuw overleg met de burgemeesters en overleg aan het hof door Raap, n.a.v. het request van 17 augustus. Omdat de prins de drie artikelen had goedgekeurd, zou hij naar Amsterdam moeten komen om de rust te herstellen.
Op 27 augustus gingen de burgemeesters akkoord. Er mocht niets meer op straat verkocht worden. De vele joodse straathandelaren werden daarvan de dupe. In de Doelen waren op die dag zoveel mensen, dat de vloer moest worden gestut. De volgende dag ging ook de raad akkoord. De Doelisten wensten een nieuwe regering, maar Raap bleek tegen. Weer ging er een deputatie naar Den Haag. Ondertussen dienden de burgemeesters hun ontslag in om erger te voorkomen. Op 29 augustus kwam Willem Bentinck naar Amsterdam om het stadhouderlijk bezoek voor te bereiden. Er was inmiddels sprake van acht artikelen, die aan de prins zouden worden aangeboden. Isaac de Pinto probeerde openstelling van de gilden voor de joden te verkrijgen.
Op 31 augustus was er een grote solidariteitsdemonstratie in Amsterdam. Op 2 september kwam stadhouder Willem IV op bezoek in Amsterdam, een dag na zijn verjaardag; hij at op het stadhuis. Burgemeester Corver zag de hele avond lijkbleek. De prins overnachtte in het O.Z. Heerenlogement. De stadhouder organiseerde de meeste dagen een groot diner. Er was geen kip of kapoen meer te krijgen in Amsterdam. De Doelisten waren verbolgen, dat er overleg plaats vond met de burgemeesters en er geen schoenmaker was uitgenodigd.
[bewerk] Onduidelijke gang van zaken
Op 4 september tekenden de vroedschapsleden hun ontslag. Op 6 september kregen de vier burgemeesters van Amsterdam Willem Sautijn, Jan Six, Gerrit Corver en H.H. van de Poll te horen dat ze niet opnieuw zouden worden benoemd. Ze werden opgevolgd door Cornelis Trip, Ferdinand van Collem, Willem Gideon Deutz en Gerard Arnout Hasselaer. Op 7 september werd burgemeester Corver persoonlijk door de prins ontvangen. Beide huilden bij het afscheid. De prins ging op bezoek bij Hasselaer op de Keizersgracht, die net terug kwam van de vredesbesprekingen in Aken. Op zondag ging de prins naar de Nieuwe Kerk en de Hortus.
De kwestie met de schutterij was nog steeds niet goed geregeld. Het gerucht ging dat de prins twee kolonels door de regering wilde laten aanstellen en drie door de burgerij. De Doelisten wilden een krijgsraad volstrekt onafhankelijk van de stadsregering. Ze waren ontevreden en wilden de onderhandelaars uit het raam of in het water werpen. ’s Nachts stond een opgewonden menigte voor het O.Z. Heerenlogement en wilde de prins spreken. Een achttal werd toegelaten. De volgende middag verscheen de prins voor een overleg op het stadhuis. De prins verklaarde dat de schutterijen een tiental mocht voorleggen, waaruit de prins dan een keuze zou kunnen maken. Er ontstond onrust in de wijken omtrent de keuze van de kapiteins. Sommige kapiteins hadden banden met de nieuwe regering of woonden buiten de wijk. Toen hakte de prins de knoop door en besliste dat de keuze van de kapiteins opnieuw bij de stadsregering lag.
Een week later werden - op advies van Mattheus Lestevenon - zeventien vroedschapsleden vervangen, negentien konden hun zetel behouden. Het werd een voorlopige regering tot 1 februari. Onder de nieuwelingen zaten twaalf kooplieden, die de handel moesten bevorderen. Op 14 september bood de nieuwe regering de prins een diner aan op het stadhuis. Er zijn toen nog vier nieuwe schepenen benoemd. Op zondag 15 september vertrok de prins – na de kerkdienst - naar ’s-Gravenhage.
Omdat er niet schoon schip was gemaakt en een aantal eisen niet waren gehonoreerd, was er veel ontevredenheid. De aanvankelijk bewondering voor de stadhouder, sloeg langzaam om in verachting.
[bewerk] Bronnen
- Het dagboek van J. Bicker Raye, bewerkt door F.M. Bijerinck & M.G. de Boer, (1935).
- Brugmans, H. (1972) Geschiedenis van Amsterdam, deel IV. Afgaand getij.
- Fuks, L (1960) De Zeven Provinciën in beroering. Hoofdstukken uit een jiddische kroniek 1740-1752 van Abraham Chaim Braatbard
- Voogd, N.J.J. (1914) De Doelistenbeweging te Amsterdam in 1748.