Jan Pieterszoon Sweelinck
Jan Pieterszoon Sweelinck (Deventer, mei 1562 - Amsterdam, 16 oktober 1621) was een Nederlands componist en organist.
Inhoud |
[bewerk] Leven
Jan Pieterszoon Sweelinck was één van drie kinderen van Pieter Sywertszoon en Elsgen Sweling (dochter van de Deventer stadschirurgijn Johan Zwelick). Alle drie kinderen namen de naam van hun moeder als achternaam aan. In 1590 huwde Sweelinck Claesgen Puyner (?? - 2 januari 1637) uit Medemblik. Zij hadden zes kinderen: Dirk (1591-1652), Pieter (1593 - 1670), Dyeuwer (1596-1597), Ysbrandt (ca. 1600 - 1662), Jan (ca. 1602 - 1662), en Elsge (1602-1664).
Sweelinck leerde het orgelspel van zijn vader Pieter die, van 1564 tot zijn dood in 1573, organist was aan de Oude of St. Nicolaaskerk te Amsterdam. Na de dood van zijn vader had hij les van Jan Willemszoon Lossy (ca. 1545-1629), stadsspeelman te Haarlem. Volgens de 18e-eeuwse Duitse musicoloog Johann Mattheson zou Sweelinck in Venetië bij Giuseppe Zarlino gestudeerd hebben. Tegenwoordig zijn de meeste biografen het erover eens dat dit op een misverstand berust. Wel was Sweelinck zeer goed bekend met de leerboeken over muziek van Zarlino.
Reeds in 1577 had Sweelinck een aanstelling als organist. In ieder geval vanaf 1580 was hij verbonden aan de Oude Kerk in Amsterdam. Zijn oudste zoon, Dirk, volgde hem na zijn dood in deze functie op. Sweelincks reputatie in Amsterdam was zeer groot. Hij had de bijnaam de Amsterdamse Orpheus en verkeerde in de Muiderkring.
[bewerk] Werken en invloed
Sweelinck was als componist ver buiten de landsgrenzen beroemd. Reeds tijdens zijn leven verschenen vele van zijn werken in druk en verspreidden zich over geheel Europa. Sweelinck zelf heeft de Nederlanden nooit verlaten. Uit heel Europa, maar vooral uit Noord-Duitsland stroomden echter leerlingen naar Amsterdam om bij Sweelinck het orgelspel te leren. Hierdoor oefende hij een grote invloed uit op de ontwikkeling van de orgelmuziek in Noord-Duitsland en daarmee indirect ook op Johann Sebastian Bach. Bekende leerlingen van Sweelinck zijn onder andere: Michael Praetorius, Heinrich Scheidemann, Samuel Scheidt, Melchior Schildt. Door het grote aantal Duitse leerlingen kreeg Sweelinck ook de bijnaam Duitse organistenmaker.
Sweelinck schreef meer dan 70 composities voor orgel en/of clavecimbel. De belangrijkste hiervan zijn:
- 13 Koraalvariaties, voornamelijk over melodiën uit het Geneefse Psalter.
- 14 Monothematische fantasiën, waaronder de beroemde chromatische fantasie.
- 6 Echofantasiën.
- 15 Toccata's
- 8 Variaties op profane liederen
In deze werken verbind Sweelinck variatiekunst en de virtuose stijl van de Engelse virginalisten met de Italiaanse orgelstijl van componisten als Claudio Merulo. Hierdoor ontstond een geheel eigen stijl. De fantasiën vertonen al veel kenmerken van de klassieke fuga en kunnen als voorlopers hiervan beschouwd worden. Het gebruik van echo's in de muziek was rond 1600 algemeen populair. Sweelinck zou dit gekend kunnen hebben uit de Venetiaanse school, waar het gebruikt werd door componisten als Giovanni Gabrieli. In de Oude Kerk beschikte hij over een orgel uit 1539 met drie manualen en pedaal dat volop mogelijkheden bood deze effekten te realiseren. Sweelinck is de eerste componist waarvan bekend is dat hij de mogelijkheden, die veel orgels al sinds het einde van de 15e-eeuw boden, op deze wijze benutte.
Sweelincks vocale werken zijn veel minder vernieuwend en staan nog geheel in de traditie van de Nederlandse School. Zijn ruim 250 koorwerken kunnen als volgt ingedeeld worden:
- Vier boeken met a capella Psalmbewerkingen voor vier tot acht stemmen (op de Franse Calvinistische berijmingen en grotendeels gebruikmakend van de Geneefse melodiën.
- De Cantiones Sacrae op teksten uit de Rooms-katholieke liturgie en gregoriaans motieven, met basso continuo.
- De Rimes en Chansons op wereldlijke Franse en Italiaanse teksten.
[bewerk] Sweelincks orgels
Sweelinck speelde en componeerde in een tijd waarin algemeen de middentoonstemming in gebruik was, een stemming met in de gangbare toonsoorten vrijwel reine (trillingsvrije) tertsen. Tegenwoordig zijn er nog maar weinig orgels in deze stemming, hetgeen een authentieke uitvoering van Sweelincks werken moeilijk maakt. Veel van de levendigheid van de middentoonstemming gaat verloren bij een uitvoering in een moderne stemming, waarin de karakteristieke verschillen tussen de toonsoorten zijn verdwenen.
In Sweelincks tijd stonden in de Oude Kerk tenminste twee orgels, het driemanualige grote orgel tegen de westwand dat tussen 1539 en 1545 door Hans van Keulen, Hendrik en Hermann Niehoff en Jasper Jansz was gebouwd, en een tweemanualig koororgel dat in de jaren 1544 en 1545 door Hendrik Niehoff en Jaspar Jansz was gebouwd.
Het grote orgel had de volgende dispositie:
- Hoofdwerk: Prestant 16', Octaaf 8'+4', Mixtuur, Scherp
- Bovenwerk: Prestant 8', Holpijp 8', Open fluit 4', Nasard 2 2/3', Sifflet 1', Cimbel, Trompet 8', Zink 8' (discant)
- Rugpositief: Prestant 8', Octaaf 4', Mixtuur, Scherp, Quintadena 8', Holpijp 4', Sifflet 1 1/3', Regaal 8', Baarpijp 8', Schalmij 4'
- Pedaal: Nachthoorn 2', Trompet 8'
Het koororgel had de volgende dispositie:
- Hoofdwerk: Holpijp 8' Prestant 4', Octaaf 2', Mixtuur, Scherp, Quintadeen 8', Gemshoorn 2', Sifflet 1 1/3 ', Schalmei 4'
- Borstwerk: Holpijp 4', Kromhoorn 8', Regaal 8'
- Pedaal: Trompet 8'
[bewerk] Trivia
Joost van den Vondel schreef het volgende grafschrift voor hem:
Dits Sweelinck's sterfelyk deel; ten troost ons nagebleven;
't Ontsterfelyk hout de maet by Godt in 't eeuwig leven;
Daer streckt hy, meer dan hier omvatten ons gehoor,
Een goddlycke galm in aller Enghlen oor.
Sweelinck is de enige Nederlandse componist wiens beeltenis op papiergeld heeft gestaan: hij stond op het biljet van 25 gulden, dat in 1972 in omloop kwam.
Bron(nen): |
|