Oblaat
Een oblaat of oblate (van het Latijn : oblatus = opgedragen) kan verschillende betekenissen hebben :
1. Een jongen die eertijds (voor de 11e eeuw) in een klooster werd opgevoed met het doel om later te zullen intreden, (vooral) bij de benedictijnen. Deze praktijk raakte in onbruik vanaf de 12e eeuw en definitief afgeschaft door het Concilie van Trente.
2. Lid van een religieuze stichting die in plaats van geloften slechts een oblatie of toewijding aan de kloosteroverste aflegt, ook donati of kloosterlijke oblaten genaamd.
3. Seculiere (in de wereld levende) oblaten van de oude monnikenorden (met name de benedictijnen). Deze zijn in 1895 door Paus Leo XIII op één lijn gesteld met de leden van de Derde Orde (of Tertiarissen) van de bedelorden
4. Lid van verschillende mannelijke en vrouwelijke religieuze genootschappen :
-
-
- de Oblaten van Sint-Fransciscus van Sales,
- de Oblaten van de Onbevlekte Maagd Maria,
- de Oblaten van de H. Ambrosius (Ambrosianen).
-
5. De aangezochte, hij tot wie een aanbod is gericht (in de rechtspraak).
6. Gewijd avondmaalsofferbrood (protestantisme).