Chazaren
De Chazaren of Khazaren waren een Turkstalig nomadenvolk dat de steppen van Centraal-Azië beheerste, en steppenrijken had aan de noordkant van de Zwarte Zee van de zevende tot de tiende eeuw.
Ze hadden een rijk van het steppegebied tussen de rivieren de Wolga en de Dnjepr en de zuidelijke Kaukasus, ten noordoosten van Moskou en de bovenloop van de Wolga.
Het rijk bestond van 568 tot 1010 en in het begin bestond het rijk uit Turkstalige stammen. Toen het rijk groeide kwamen ze de Vasall en de Kok-Türken tegen. Na hun veroveringen onderworpen zij deels met de Altyn Oba-horde en hun bewoners gingen uiteindelijk in elkaar op. Pas toen er een einde kwam aan de onderdrukking van de Kök-Türken in 766 waren zij toch nog in zulken groten getale om in gevecht te gaan met de omliggende grootmachten, het islamitische Iran en het Byzantijnse Rijk.
Toen de heilige Cyrillus de Chazaren aanbood hen tot het christendom te bekeren, gaven zij de voorkeur aan een vorm van jodendom, omdat er joden in dit nomadenvolk waren opgegaan met wie ze veel handel dreven. De dialoog tussen de koning van de Chazaren en een rabbijn is het onderwerp van de Kuzari, een boek van de middeleeuwse joodse dichter en filosoof Jehuda Halevi.