Cowboy
Een cowboy (een Engels woord dat letterlijk koeienjongen betekent) was een persoon die het vee op de uitgestrekte vlaktes in de Verenigde Staten in bedwang moest houden en opdrijven. Hij reed daarbij op een paard en gooide met een lasso om een koe of paard (mustang) te vangen. De cowboy zoals die te zien is in films, met rokende revolvers, bestaat niet meer, maar leeft voort als stoere macho in films, boeken en stripverhalen.
Men zegt dat er slechts ongeveer 35.000 cowboys geweest zijn in Amerika en dat hun glorietijd (de periode zoals wij ze kennen uit de films) duurde van ca. 1860 tot 1886.
De hoofdtaak van de cowboys was om grote kudden runderen van de ranches in Noord-Texas te drijven naar plaatsen als Abilene en Dodge City, waar spoorwegstations waren, vanwaar de dieren per trein verder konden worden getransporteerd naar Chicago, het centrum van de vleesverwerkende industrie. Met het verloop van de tijd werd steeds meer prairiegebied door akkerbouwers omheind met prikkeldraad, zodat het steeds moeilijker werd een weg te vinden voor de kuddes. Bovendien werden de spoorwegen steeds meer naar het zuiden verlegd. Omstreeks 1890 is het dan ook gedaan met de bloeitijd van de cowboy.
Cowboys in Wildwestfilms zijn gebaseerd op de Noord-Amerikaanse cowboys. Maar ook in andere landen heeft dit beroep bestaan of bestaat het nog. In Italië zijn het buttero, in de Camargue in Frankrijk: gardians, in Hongarije: czikoski, in Mexico: vaqueros en in Zuid-Amerika: gaucho's.
De kleding van de cowboy was/is afgestemd op het zware werk dat hij deed. Dit kon nog al eens verschillen van streek tot streek.
Vaste onderdelen zijn:
- De hoed: geeft schaduw in de zon, bij regen is het een mini-paraplu en voorts beschermt hij het hoofd tegen laaghangende takken. Verder kan het een drinkbak zijn of een hoofdkussen.
- De sporen aan de laars zijn lang en puntig. Cowboys roskamden hun paarden zelden en dus waren sporen nodig om door de geklitte haren te geraken. Ook reden ze vaak op halfwilde paarden, die anders moeilijker in bedwang te houden waren.
- De chaps (beenkappen): bijkomende bescherming tegen doornige struiken, bijtgrage paarden en hoorns van runderen.
De kleding en uitrusting van de cowboys waren voor een groot deel ontleend aan de Mexicaanse veehouders.