Gildas
Gildas is een Britse geestelijke en schrijver uit het midden van de zesde eeuw. Hij schreef De Excidio et Conquestu Britanniae (Over de verwoesting en verovering van Brittannia).
Het werk is een oproep aan de Britten, en in het bijzonder aan een vijftal koningen of prinsen, om hun fouten en zonden op te geven. Voor historici is het van groot belang omdat het als inleiding een geschiedenis van de wereld en Britannia geeft van de tijd van Jezus tot zijn eigen tijd. Het vormt daarmee eigenlijk de enige eigentijdse bron over de gebeurtenissen in Brittannië in de vijfde en zesde eeuw. Hij geeft geen data, maar toont wel kennis over de geschiedenis van zijn land, zij het dat ook die lacunes bevat. Zo kent hij de muur van Hadrianus en de muur van Antoninus, maar hij denkt ten onrechte dat deze van na de tijd van de rebellie van Magnus Maximus (383) stammen.
De 5 koningen uit zijn eigen tijd die Gildas specifiek bespreekt, en waarvan we kunnen zeggen dat zijn aanklacht in de eerste plaats tegen hen is gericht, zijn:
- Constantijn van Dumnonia (Devon en Cornwall)
- Aurelius Caninus
- Votipor van de Demetae (Dyfed)
- Cuneglas
- Magloconus, beter bekend als Maelgwn van Gwynedd
Gildas schrijft dat na het vertrek van de Romeinen, de aanvallen van de Schotten (die toen nog in Ierland woonden) en Picten in hevigheid toenamen, en de muur van Hadrianus, maar ook diverse steden, werden verlaten. Een verzoek om hulp werd gericht aan Aetius, zie verzoekschrift aan Aetius.
Gildas meldt dat de Britten onder een 'superbus tyrannus' Vortigern besloten om Saksen in te huren om ze te help zich tegen de aanvallers te beschermen. Ze vestigden zich in het oosten van het land, maar kort daarna kwamen ze in opstand, claimend dat de proviand die ze maandelijks krijgen toegewezen niet toerijkend was. De Angelsaksische opstandelingen plunderden het land. Sommige Britten werden tot slaaf gemaakt, anderen vluchtten weg over zee, weer anderen trokken zich terug in de heuvels.
Onder Ambrosius Aurelianus vochten de Britten terug, en na een strijd met wisselende perspectieven wisten ze uiteindelijk bij Mons Badonicus de definitieve overwinning te behalen. Na deze overwinning hielden de Angelsaksen zich tot aan Gildas' eigen tijd rustig, maar dat betekende niet dat het land terug in zijn oude welvarende staat kwam. De steden waren nog steeds verlaten, oorlogen met barbaren werden vervangen door burgeroorlogen, en rechtvaardigheid was ver te zoeken. Het is tegen deze misstanden dat Gildas zijn aanklacht richtte.