Glossolalie
Glossolalie of glossolalia is een ongebruikelijk spraakgedrag, ook wel klanktaal of tongentaal genoemd. Het woord is afkomstig van het Griekse γλοσσα (glossa - taal, tong) en λαλειν (lalein - spreken). De gebruikte woorden zijn voor buitenstaanders onbegrijpelijk en hebben geen overeenkomst met een bestaande taal. Er is in dat geval geen sprake van een syntaxis, maar er is wel een bepaalde fonetische structuur die taalgebonden lijkt te zijn. Een Chinese glossalist zal bijvoorbeeld een ander klankspectrum gebruiken dan een Engelse. De glossolalist beschouwt zijn glossolalie over het algemeen wel als een communicatieve uiting.
Hoewel glossolalie kan voorkomen bij psychotische aandoeningen als schizofrenie, heeft het verschijnsel voornamelijk religieuze connotaties. Verondersteld wordt dat de Pythia van Delphi zich van glossolalie bediende. Het verschijnsel komt verder onder andere voor bij de Inuit, Saami, verschillende sjamaanse culturen en in de voodoo-cultuur. Ook in het christendom bestaat er christelijke glossolalie binnen een aantal groeperingen.
De oudst bekende (vermoedelijke) optekening van glossolalie is te vinden in een van de gnostische geschriften die gevonden zijn in Nag Hammadi. Een deel van de tekst luidt:
- Een verborgen, onzichtbaar mysterie kwam tot uiting:
- iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEE oooooooooooooooooooooo
- uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu eeeeeeeeeeeeeeeeeeeeee aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
- OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
Het eerste psychologische onderzoek naar het verschijnsel werd gedaan door de arts Emil Kraepelin, die veel aandacht had voor het taalgebruik van schizofrene patiënten. In 1927 verscheen het boek Speaking with tongues; historically and psychologically considered van G.B. Cutten, dat jarenlang als standaardwerk gold. Ook Cutten legde nog verband tussen glossolalie, schizofrenie en hysterie.
John Kildahl beschreef het verschijnsel in 1972 echter vanuit een ander psychologisch perspectief (The Psychology of Speaking in Tongues). Hij constateerde dat glossolalie niet noodzakelijk een uiting van een psychische aandoening is en dat glossalisten minder last van stress hebben. Wel hebben glossalisten volgens Kildahl meer behoefte aan autoriteitsfiguren en hebben vaker een crisis in hun leven doorgemaakt dan de controlegroep. Nicholas Spanos beschreef glossolalie als een verschijnsel dat aangeleerd kan worden en waarvoor geen trance is vereist (Glossolalia as Learned Behavior: An Experimental Demonstration, 1987).