Godfried II van Neder-Lotharingen met de Baard (999 - 24 december 1069) was de oudste zoon van Gozelo I van Verdun, die hij in 1044 alleen als hertog van Opper-Lotharingen opvolgde (1044-1046). Hij maakte ook aanspraak op het hertogdom Neder-Lotharingen, waar hij naast zijn vader reeds regeringstaken had opgenomen. De Duitse keizer Hendrik III weigerde de twee hertogdommen nog langer aan één persoon in leen te geven en dreigde het zelfs aan zijn zwakzinnige broer Gozelo II van Neder-Lotharingen te gunnen. Godfried ontketende hierop een rebellie, maar moest snel het onderspit delven. Hij werd het hertogschap in Opper-Lotharingen ontnomen en samen met zijn zoon gevangen gezet. Godfried hernieuwde korte tijd later zijn eed van trouw, maar toen in 1045 zijn zoon in gevangenschap stierf, brak de strijd om Neder-Lotharingen opnieuw los. Boudewijn V van Vlaanderen schaarde zich aan zijn zijde en zou Godfried weldra overtreffen met vijandelijke acties tegen het rijk die tot 1056 zullen voortduren.
Pas na de dood van Frederik van Luxemburg (1065) kon Godfried het hertogambt in Neder-Lotharingen opnemen.
Hij huwde tweemaal. Uit zijn eerste huwelijk met Doda, werden geboren:
Zijn tweede huwelijk met Beatrix van Bar bleef kinderloos.