Hendrik VI van het Heilige Roomse Rijk
Hendrik VI (Nijmegen, november 1165 – Messina, 28 september 1197), uit het Huis Hohenstaufen, was sinds 1169 Duits koning, vanaf 1191 ook keizer van het Heilige Roomse Rijk, en bovendien vanaf 1194 ook koning van Sicilië, dit tot aan zijn dood.
Hij was de tweede zoon van Frederik I Barbarossa. In 1184 trouwde hij met Constanze, een dochter van Rogier II, koning van Sicilië en Napels overleden in 1154, en vermoedelijke erfgename van dit koninkrijk. Nadat zijn vader in 1189 vertrokken was op kruistocht, werd Hendrik tijdens diens afwezigheid belast met het feitelijke bestuur van het Duitse Rijk. Na de dood van zijn vader 1190 werd hij ook officieel zijn opvolger, en werd hij op 14 april 1191 ook als Hendrik VI tot keizer gekroond. Het overlijden van koning Willem II (1166–1189) van Sicilië en Napels stelde hem in de gelegenheid het erfrecht van zijn vrouw Constanza te realiseren. Tancred van Lecce, een natuurlijke zoon van Willems broer Rogier, betwistte echter de opvolging en genoot daarbij de sympathie van het Siciliaanse volk. Toen Tancred in 1194 was overleden, kon Hendrik VI uiteindelijk zijn intocht in Palermo houden en er tot koning van Sicilië gekroond worden.
Maar voor het zover was, had hij eerst af te rekenen met ernstige moeilijkheden binnen het Duitse Rijk. Daar had de hertog van Beieren en Saksen, Hendrik XII (bijgenaamd de Leeuw, uit het Huis der Welfen), samen met zijn zoon een opstand ontketend, daarbij gesteund door de paus en de Engelse koning Richard Leeuwenhart. Hendrik VI had daarbij het geluk aan zijn kant: koning Richard werd bij zijn terugkeer van de Derde Kruistocht gevangen genomen door de Oostenrijkse hertog Leopold V (21 december 1192) aan de keizer uitgeleverd. Deze liet zijn koninklijke gevangene pas vrij (2 februari 1194) nadat deze zich ertoe verplicht had af te zien van zijn steun aan Hendrik de Leeuw, terwijl hij eveneens Hendrik VI als zijn wettige leenheer moest erkennen. Mede daardoor had Hendrik VI het verzet tegen zijn persoon in het Duitse Rijk gebroken.
Toen ook Hendrik de Leeuw in 1195 overleed, kreeg Hendrik VI de gelegenheid om in zijn Italiaanse gebiedsdelen de regelingen door te voeren die daar zijn macht moesten versterken. Hij stelde van hem persoonlijk afhankelijke rijksambtenaren (ministerialen) aan, die in zijn naam het gezag uitoefenden. Op die manier lag de weg nu open voor de realisatie van zijn verdere ambities: de verovering van het "Heilige Land", het erfelijk maken van de Duitse kroon ten voordele van zijn nageslacht, en beheersing van het in ontbinding verkerende Byzantijnse Rijk. Te midden van de voorbereidingen daartoe overleed hij in 1197. Hendrik VI werd begraven in de kathedraal van Palermo. Hij liet een vierjarig zoontje achter, dat hem, niet zonder moeilijkheden, in 1220 officieel als keizer zou opvolgen onder de naam Frederik II.
Hendrik VI ging de geschiedenis in als één van de machtigste middeleeuwse heersers. Hij slaagde er in de koninklijke macht in het Duitse Rijk na een crisisperiode weer in aanzien te herstellen. In het koninkrijk Sicilië heerste hij als absoluut vorst, en versterkte dáár het centralistische bestuurssysteem, waarmee zijn voorgangers een begin hadden gemaakt. Op naam van Hendrik VI zijn ook een aantal hoofse minneliederen bewaard gebleven.