Jiujitsu
Jiujitsu (柔術), ju-jitsu of jioe-jitsoe kan vertaald worden als "zachte kunst" het is een zelfverdedigingskunst waarmee men in een paar seconden een aanvaller kan controleren of uitschakelen. De beoefenaar ervan heet een jiujitsuka. Jiujitsu is als budokunst geschikt voor jong en oud. Het internationaal geldende Hepburn systeem vertaalt de kanji overigens met "jujutsu". In het jiujitsu leer je niet alleen je te verdedigen tegen verschillende aanvallen maar ook het uitvoeren van verschillende aanvalstechnieken zoals bijvoorbeeld atemi (stoten en schoppen), klemmen, drukpunten en wurgingen.
Jiujitsu is in principe geen sport, hoewel er wel een sportieve versie van bestaat die vaak ook kortweg jiujitsu genoemd wordt, dat het fighting system en duo system kent. Een vechtsport is gebonden aan regels, jiujitsu daarentegen is bij uitstek een vechtkunst, gebaseerd op de aanval van een tegenstander vanuit alle denkbare posities en vanuit diverse vechtdisciplines. Dit impliceert een verdediging die gebruik maakt van de meest geschikte technieken tegen die aanval. Dat dit gepaard kan gaan met technieken die als onsportief en oneerlijk worden beschouwd in de reguliere vechtsporten kenmerkt juist het jiujitsu. Het moment van verdedigen en de manier waarop er verdedigd wordt is immers het gevolg van de aanval van de tegenstander, hij of zij neemt immers op dat moment het risico en probeert de integriteit van de aangevallene te beschadigen.
[bewerk] Technieken uit het jiujitsu
Het jiujitsu is een zeer technische zelfverdedigingskunst. Het oefenen van met name bepaalde subtielere technieken dient doorgaans veelvuldig herhaald te worden voordat deze technieken effectief kunnen worden toegepast.
De technieken uit het jiujitsu worden in drie hoofdgroepen onderverdeeld, de nage waza of werptechnieken, de katame waza of greeptechnieken en de ate waza of slag-, stoot- en traptechnieken.
Bij het toepassen van technieken uit het jiujitsu kunnen de gevolgen voor een aanvaller zeer ernstig zijn. Een voorbeeld is het proberen te wurgen van een persoon, de aanvaller loopt tevens de kans om een zeer forse beschadiging van zijn testikels of haar vrouwelijke genitaliën op te lopen via een trap of knie in het kruis. Deze techniek wordt als onsportief beschouwd, maar is wel zeer effectief in dit geval. Aan de andere kant is er een zodanige rijkdom aan technieken, dat in zeer veel gevallen de tegenstander onschadelijk kan worden gemaakt zonder hem of haar enige verwonding toe te brengen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van klemtechnieken. Gegeven een bedreiging, kan de jiujitsuka doorgaans kiezen uit diverse technieken, als dit niet het geval zou zijn, zou de verdediging overigens ook te voorspelbaar zijn.
In het algemeen geldt: bij het trainen van elke vechtsport zal het nooit om een echt gevecht gaan. Ten behoeve van een veilige beoefening worden technieken niet 'full contact' doorgezet en de effecten ervan deels gesimuleerd. Als voorbeeld: de jujutsuka geeft tijdens de training zijn of haar trainingspartner niet voluit een knie in het kruis; de partner suggereert in plaats daarvan het effect door dubbel te slaan waardoor de rest van de techniek kan worden uitgevoerd.
Jiujitsu is een zeer flexibele zelfverdedigingvorm: als een jujutsuka een karateka als tegenstander heeft, kan het zijn dat judotechnieken zoals wurgtechnieken en worsteltechnieken effectiever zijn. Tegenover een judoka kunnen karatetechnieken zoals trappen geschikter zijn. Omdat jiujitsu geen sport is, kan gewoon iedere techniek die efficiënt is gebruikt worden. De jiujitsuka zal die technieken proberen te gebruiken die de tegenstander juist niet of minder goed beheerst.
[bewerk] Geschiedenis van het jiujitsu
De oorsprong van het jiujitsu (ook wel yawara genoemd) is gehuld in nevelen. Veel beoefenaars beschouwen het als een zuiver Japanse vechtkunst, maar doorgaans wordt een Chinese oorsprong verondersteld. Met name Chinese monniken ontwikkelden door de eeuwen heen diverse vechtkunsten.
De samurai leerden destijds jiujitsu in scholen die elk van elkaar verschilden, zogenaamde ryu. Als een samurai tijdens een gevecht werd ontwapend kon hij met blote handen verder vechten. Na het eind van het feodale stelsel werden de subsidies voor de scholen stopgezet en waren de meesters genoodzaakt om jiujitsu te leren aan normale burgers. Later vloog jiujitsu over naar het Westen.
Uit het jiujitsu zijn diverse zelfverdedigingvormen en -sporten voortgekomen, zoals aikido, wat oorspronkelijk Daitoryu aikijiujitsu was, en judo, waarbij de jutsu van jiujitsu een "do", een "weg" is geworden (ju-jutsu -> ju-do).
Over de geschiedenis van het jiu jitsu bestaan verschillende versies
De meest aanvaarde versie is deze van Dr. Akiama, een Japans geneesheer die in China een rondreis maakte en daar een gevechtskunst bewonderde. Dr. Akiama maakte zich deze kunst meester en na geruime tijd beheerste hij ze als een ware meester. Hij bleef echter met een probleem worstelen, wat kan hij doen indien deze technieken op hem werden toegepast. Na lange maanden van overpeinzing bracht op een winterdag de natuur het antwoord naar hem toe. Hij zag hoe de takken van een van een kerselaar braken onder het gewicht van een vracht sneeuw. Toen hij de wilg bekeek merkte hij hoe deze veerkrachtige takken doorbuigen en de sneeuw er lieten afglijden. Op slag had hij een oplossing voor zijn kwelling, als men wil overleven moet men veerkrachtig en meegaand zijn. Hij paste de technieken aan naar zijn nieuwste vondst en het jiu jitsu was geboren. Deze kunst was zodanig effectief dat de Samoerai ze aanleerde om in geval van ontwapening nog in staat te zijn om zich op een afdoende en efficiënte manier te kunnen verdedigen. Naast het Iaido en het Kendo werd ook het jiu jitsu een belangrijke factor in de opleiding tot Samoerai.