Kringenwet
De Kringenwet is een Nederlandse wet uit 1853. De wet had tot doel het vrijhouden van het schootsveld rond de vestingwerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het slopen, bouwen, rooien en beplanten binnen de Verboden Kringen was in deze wet geregeld. Afhankelijk van het strategisch belang waren alle Nederlandse vestingwerken onder deze wet verdeeld in drie klassen. De klasse van het vestingwerk bepaalde binnen de kringen de beperkingen voor het bouwen en het planten van houtgewassen.
Op grond van de Kringenwet waren om elk vestingwerk drie verboden kringen getrokken. Op een afstand van 300 m, de kleine kring, op een afstand van 600 m, de middelbare kring en op een afstand van 1000 m, de grote kring. Tussen een vestingwerk van eerste klasse en de kleine kring mocht slechts met toestemming van de minister van Oorlog gebouwd worden, en dan slechts met brandbare materialen, zoals hout en riet. Er golden bovendien beperkende bepalingen voor beplantingen. Tussen de kleine en de middelbare kring was er om te bouwen geen toestemming van de minister nodig en was het toegestaan om voor de fundering, schoorsteen en dakbedekking steen te gebruiken. In het gebied tot 1000 m vanaf de hoofdverdedigingslijn was het verboden om zonder toestemming van de minister van Oorlog infrastructurele werken aan te leggen of te veranderen. De houten huizen konden in geval van oorlog snel worden gesloopt. Een aantal van deze 'kringenwetwoningen' is nu nog aanwezig, bijvoorbeeld in Naarden.
De Kringenwet werd in 1951 opgeschort. Tot die tijd heeft de wet vele uitbreidingen van dorpen en steden in de Linie voorkomen. Zo is de groei van de stad Utrecht in oostelijke richting lange tijd beperkt. Op 28 november 1963 werd de Kringenwet definitief ingetrokken.