Passiflora aurantia
Passiflora aurantia | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Passiflora aurantia G.Forst. (1786) |
Passiflora aurantia heeft bloemen, die zich in tegenstelling tot de meeste andere passiebloemen niet volledig openen. Ook is dit een van de weinige passiebloemen waarvan de bloemen niet een dag geopend zijn, maar wel drie tot vier dagen. In deze dagen verkleurt de bloem van lichtgeel via oranje naar rood.
De stengels worden tot 5 cm lang. De bladsteel is tot 4 cm lang. Het blad is drielobbig, tot 10 cm lang en tot 13 cm breed. De bloemen zijn 5 – 11 cm breed. De kelkbladeren en de kroonbladeren zijn beiden zijn 2 – 4,5 cm lang. De corona bestaat uit twee rijen, de buitenste rij is roodachtig paars tot dieprood en de binnenste rij is korter en paars of rood. De vrucht is bolvormig en circa 5 cm groot. Hij verkleurt tijdens het rijpingsproces van lichtgroen naar paars.
P. aurantia is inheems in zuidelijk en oostelijk Australië, Fiji, Maleisië, Nieuw-Guinea en verschillende kleine eilanden in de Grote Oceaan. De plant groeit hier op zanderig leem of op kalkrotsen aan de rand van het regenwoud, waar voedingsarme gronden voorkomen.
In België en Nederland kan P. aurantia in de broeikas of in de vensterbank worden gehouden. De plant moet niet in te overdadig vruchtbare potgrond worden gehouden, omdat een te hoog gehalte aan nitraten ervoor zorgt dat de plant alleen maar loof vormt en geen bloemen. De plant kan vermeerderd worden door zaaien en stekken.
P. aurantia vormt samen met de nauw-verwante soorten P. cinnabarina en P. herbertiana de sectie Disemma binnen de supersectie Disemma binnen het subgenus Decaloba. De drie soorten komen allen voor in Australië en omliggende eilanden.