Plantaardige cel
Een plantaardige cel bestaat uit een dunne celwand, een dun laagje cytoplasma aan de binnenkant van de wand, en een grote, centrale ruimte die gevuld is met water en opgeloste stoffen: de vacuole. In het cytoplasma kunnen zich diverse soorten korrels bevinden, zoals bladgroenkorrels.
De celwand is altijd doordrenkt met water, behalve in uitgedroogde plantendelen. In het vacuolevocht heerst er, vergeleken met de celwand, een relatief watertekort. Hierdoor dringt er voortdurend water uit de celwand door naar de vacuole (osmose). Het gevolg is dat de cel wordt opgepompt en er een overdruk ontstaat (turgor). Men kan de cel vergelijken met een opgepompte voetbal. De binnenbal staat voor het cytoplasma, de buitenbal voor de celwand. De lucht in de bal staat voor het vacuolevocht.
Plak je op willekeurige wijze een aantal voetballen aan elkaar, dan heb je een model voor een eenvoudig plantaardig weefsel (parenchym). Tussen de ballen zal veel ruimte zitten. Die is er in plantaardige weefsels ook. Zij worden intercellulaire ruimten genoemd en zijn doorgaans gevuld met lucht.