Revindicatie
Revindicatie is het recht van de eigenaar van een roerende of van een onroerende zaak, om die van een ieder, die deze zaak zonder recht onder zich heeft, op te vorderen (artikel 5: 2 BW). Ook de vruchtgebruiker, de erfpachter en degene, die een opstalrecht heeft, kan deze revindicatie-vordering instellen. Het recht geldt zelfs in het geval, dat de bezitter van de zaak failliet is verklaard.
Er bestaan op dit recht een paar uitzonderingen.
- De eigenaar kan zijn recht tot revindicatie niet uitoefenen, als het gaat om een roerende zaak, zoals bijvoorbeeld een auto, waarvan de eigenaar de eigendom is kwijtgeraakt door diefstal of verduistering. In dat geval wordt degene, die de auto tegen betaling heeft verkregen en die op het moment van de verkrijging te goeder trouw was, beschermd tegen een revindicatie-vordering van de eigenaar (artikel 3: 86 BW).
Het vereiste van de betaling, in de wet aangeduid met: "anders dan om niet", betekent niet, dat de prijs moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de overgedragen zaak. Voldoende is, dat er betaald is.
Met goede trouw wordt in dit geval bedoeld, dat de koper niet twijfelde en ook niet had behoren te twijfelen, of de verkoper bevoegd was, over de zaak te beschikken (artikel 3:11 BW). Van de koper wordt verlangd, dat hij altijd enig onderzoek instelt naar de bevoegdheid van de verkoper. In het geval van de aankoop van een auto wordt in het algemeen vereist, dat de koper tenminste de tenaamstelling van de kentekenpapieren van de auto heeft gecontroleerd, de op het betrokken voertuig aanwezige kentekenplaten en het in de auto door de fabrikant aangebrachte voertuigidentificatienummer (VIN).
Slechts in één geval wordt de hiervoor bedoelde koper niet beschermd tegen de revindicatie-vordering van de eigenaar. Als sprake is geweest van diefstal, kan de eigenaar gedurende drie jaren na de dag van de diefstal de zaak alsnog bij deze opvorderen. Dat geldt niet in geval van verduistering.
De hierboven beschreven vereisten voor de bescherming van de koper van een roerende zaak, gelden niet, als het gaat om een consument, die de gestolen of verduisterde roerende zaak gekocht heeft in een winkel of een bedrijfsruimte van iemand, die van het verkopen van dergelijke zaken zijn bedrijf maakt. Dit wordt de consumentenbescherming genoemd.
- Een andere uitzondering betreft een registergoed, zoals bijvoorbeeld een onroerende zaak: een woning, een gebouw of een perceel grond.
Degene die een dergelijke zaak verkregen heeft van iemand, die niet bevoegd was deze over te dragen, wordt beschermd tegen een revindicatie-vordering van de eigenaar, op voorwaarde dat hij te goeder trouw was op het moment van de overdracht (artikel 3: 88 BW).
Voor dit vereiste van de goede trouw geldt hetzelfde als voor de overdracht van een roerende zaak: de koper moet wel enig onderzoek hebben gedaan naar de bevoegdheid van degene, die het registergoed aan hem heeft overgedragen. Hij zal in ieder geval het openbare register hebben moeten raadplegen, zoals het register, dat het Kadaster bijhoudt voor onroerende zaken en de rechten daarop.
Een tweede voorwaarde voor die bescherming is, dat de fout, waardoor degene die de zaak heeft overgedragen, daartoe niet bevoegd is, veroorzaakt is bij een vorige overdracht van die zaak. De bescherming geldt niet, als de vorige eigenaar ook niet bevoegd was. Het gaat om een fout bij de overdracht.