Roek
Roek | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Corvus frugilegus Linnaeus, 1758 |
De roek (Corvus frugilegus) is een grote zangvogel en behoort tot de kraaiachtigen. en is een van de vijf soorten van het geslacht Corvus in Nederland. (De andere zijn de kauw, de raaf, de zwarte kraai en de bonte kraai.)
Inhoud |
[bewerk] Uiterlijk
De roek is vrijwel even groot als een kraai, ongeveer 46 cm lang. Het verenkleed is zwart met een blauwige metaalglans. De snavel is ook zwart, iets naar beneden gebogen en wat slanker dan die van de kraai. Als het dier wat ouder is, wordt de snavelbasis kaal en de onderliggende grijze huid zichtbaar. Het bovendeel van de poten is, anders dan bij kraaien, met wat veren bekleed. Deze 'broek' maakt ook jonge roeken (jonger dan acht maanden), die nog geen lichte snavelbasis hebben, in het veld herkenbaar. De beide geslachten zijn gelijk gevederd en even groot. Het vliegbeeld van de roek is van de kraai te onderscheiden door een iets langere en dieper ingesneden vleugelhand; de vlucht maakt een wat gerieflijker indruk, de vleugelslag is wat sneller. De roek kan luidruchtig zijn en heeft een groot aantal geluiden tot zijn beschikking, die deels sterk met die van de kraai overeenkomen.
[bewerk] Levenswijze
Roeken leven in kolonies, in nesten die dicht bij elkaar in een aantal boomtoppen worden gebouwd; deze kolonies kunnen zeer groot worden.
[bewerk] Verspreiding
De roek komt voor van Ierland in het westen tot de Altaisteppen in het oosten, en van Noord-Spanje tot in Denemarken en Zuid-Zweden en ook nog tot de westkust Van Finland. In Nieuw-Zeeland is de vogel door de mens ingevoerd en wordt daar nu krachtig bestreden.
[bewerk] Biotoop
Het leefgebied van de roek is open akker- en weideland, afgewisseld met bomen, bosjes, boomrijen en heggen. De vogel gedijt goed in menselijk cultuurland als hij niet wordt bejaagd. Vooral de aanwezigheid van akkers is gunstig. Ze worden niet afgeschrikt door de nabijheid van mensen. Mensen kunnen echter wel last hebben van een grote luidruchtige roekenkolonie vlak in de buurt, met vaak ook poepoverlast op wegen en auto's. In sommige grote steden zijn zeer grote overwinteringsplaatsen (bijvoorbeeld in Wenen, circa 250.000 exemplaren). Dergelijke verstedelijkte populaties passen hun gedrag aan, en foerageren meer op straat waarbij ze veel minder schuw kunnen worden, met een vluchtafstand van een paar meter. Roeken zijn erg trouw aan hun standplaats.
[bewerk] Voedsel
Roeken zijn net als andere kraaiensoorten flexibele eters. Ze prefereren dierlijk voedsel (regenwormen, slakken, insecten, vooral ritnaalden (de larven van kniptorren)) maar plantaardige kost maakt ongeveer 3/5 van hun dieet uit. Ook een muisje wordt niet versmaad. De plantaardige voeding bestaat vooral uit allerlei zaden. Ook worden wel noten en eikels gegeten, naast vruchten zoals kersen en pruimen. De jongen worden voornamelijk met dierlijk materiaal gevoerd.
[bewerk] Foerageergedrag
Met huppeltjes en met grote passen lopen de dieren over de bodem en zoeken naar voedsel waarbij de snavel wordt gebruikt om te voelen, te pikken, te graven en te grijpen. Het voedsel wordt vooral op het gezicht gevangen. Soms worden zonnebloempitten of maïskorrels uit het bloemhoofd of de kolf gepikt. Er is een dagelijkse variatie in het foerageergedrag, waarbij 's ochtends vaak de voor het grijpen liggende buit wordt gepakt, 's middags wat dieper wordt gegraven en nog later stukken terrein min of meer systematisch worden afgezocht.
[bewerk] Gedrag algemeen
De vogels worden actief vanaf ongeveer een uur voor zonsopgang, en blijven tot zeer laat actief, zodat zelfs in de winter wel 8 uur beschikbaar is voor het zoeken van voedsel. Roeken leven het gehele jaar in groepen, broeden in soms zeer grote kolonies en slapen samen in slaapbomen. Er is een scala van groepsgedragingen. Op de bodem verplaatst de roek zich met plechtige passen of met sprongetjes, in de lucht met een krachtige vleugelslag met vrij lange glijmomenten. In het voorjaar ziet men vaak spelvluchten en luchtacrobatiek. Spelletjes met groepsgenoten worden geregeld gezien, zoals dingen laten vallen en opvangen of samen op een tak zitten te schommelen. Partners begroeten elkaar met een soort paradepas, waarbij de vleugels licht worden opgetild. Tijdens de balts vindt er wederzijdse verenkleedverzorging plaats, voedselbedelen, en lange baltsroepduetten waarbij de partners wat apart van de anderen met breed gespreide staart naast elkaar zitten. Het komt vaak voor dat kauwen zich bij de kolonies en overwinteringszwermen van roeken aansluiten; ook kraaien doen dit wel eens. Roeken zijn net als andere kraaiachtigen uitgesproken nieuwsgierig en kunnen in volières makkelijk kunstjes leren.
[bewerk] Trekgedrag
De roek is soms standvogel, soms trekvogel. Hoe verder naar het oosten, hoe meer de roek een trekvogel wordt. West-Europese roeken zijn grotendeels standvogels.
[bewerk] Voortplanting en broedzorg
Roeken zijn geslachtsrijp aan het einde van hun tweede jaar. Ze vormen een paar voor het leven. De nestbouw begint vroeg in maart, meestal in de kruin van een hoge loofboom. De nesten liggen dicht op elkaar, maar meestal niet dichter dan een meter. Soms worden wel eens nesten op de grond, op gebouwen of op bruggen gemaakt, maar dit is zeldzaam. Het nest wordt door beide partners gemaakt, is stevig in elkaar gezet van dunne buigzame twijgen en wordt van binnen met verschillende materialen gevoerd. Vaak wordt er materiaal van buurnesten of uit naburige kolonies geroofd. Het legsel bestaat uit 3 tot 6, soms negen grijsgroene, onduidelijk gevlekte eieren, en wordt door het vrouwtje 16 tot 19 dagen bebroed. Zij wordt in die tijd door het mannetje gevoerd. De jongen verblijven ongeveer een maand in het nest, in de eerste tien dagen gevoerd door het mannetje, daarna door beide ouders. Na het uitvliegen worden de jongen nog een poosje door de ouders verzorgd waarna ze zich aansluiten bij een troep leeftijdgenoten en in de nabije omgeving op verkenning gaan. In deze jeugdgroepen vindt dan ook na ca een jaar de paarvorming plaats. Meestal wordt er in een jaar maar een enkel nest opgekweekt, tenzij er een vroeg broedselverlies optreedt.
[bewerk] De roekenstand, en trends
Hangen sterk samen met menselijk ingrijpen. Het areaal aan landbouwgrond heeft een positieve invloed op de roekenstand, bejaging een negatieve. Voor de akkerbouw kan de roek eerder als een nuttige dan een schadelijke vogel worden beschouwd. In de stad veroorzaken ze met hun soms massale kolonies echter soms veel overlast. De roek werd vroeger sterk bejaagd. In Nederland is de roek nog algemeen en is b.v. in het oosten van het land een dagelijkse verschijning.
[bewerk] Literatuur
- Ruge: Die Saatkrähe. Kosmos-Frankh. Stuttgart 1986.
- Glutz von Blotzheim, U. (Hg.): Handbuch der Vögel Mitteleuropas. Bd. 13/3. blz. 1731 - 1852. ISBN 3-89104-650-2
- Bauer/Berthold: Brutvögel Mitteleuropas. Bestand und Gefährdung. Aula-Wiesbaden 1997. blz. 452-454.
[bewerk] Externe links
- SoortenBank.nl beschrijving, afbeeldingen en geluid
- Waarnemingen in Nederland
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Corvus frugilegus van Wikimedia Commons. |