Vroegdynastische Periode
Dynastieeën van de Egyptische oudheid |
Vroegdynastische Periode |
1e Dynastie - 2e Dynastie |
Oude Rijk |
3e Dynastie - 4e Dynastie |
5e Dynastie - 6e Dynastie |
Eerste Tussentijd |
7e Dynastie - 8e Dynastie |
9e Dynastie - 10e Dynastie |
Middenrijk |
11e Dynastie - 12e Dynastie |
Tweede Tussentijd |
13e Dynastie - 14e Dynastie |
15e Dynastie - 16e Dynastie |
17e Dynastie |
Nieuwe Rijk |
18e Dynastie - 19e Dynastie |
20e Dynastie - 21e Dynastie |
Derde Tussentijd |
22e Dynastie - 23e Dynastie |
24e Dynastie - 25e Dynastie |
Late periode |
26e Dynastie - 27e Dynastie |
28e Dynastie - 29e Dynastie |
30e Dynastie - 31e Dynastie |
De Vroeg-dynastische periode in de Egyptische Oudheid ging vooraf de predynastieke periode, waarin het land symbolisch was verenigd onder een koning Narmer of Menes. Wij kennen zijn naam omdat het op de paletten staat die gebruikt werden voor make-up.
Inhoud |
[bewerk] Vroege-dynastieke periode
De begrafenispraktijken voor burgers zouden hetzelfde als in pre-dynastieke tijden geweest zijn, maar de rijken eisten meer. Aldus begonnen de Egyptenaren met bouw van mastabas. De koningen van de 1e dynastie en de 2e dynastie lieten zich begraven in Abydos of Saqqara. Rond hun graf waren verschillende bijgraven en het is mogelijk dat bij de dood van de farao een deel van zijn gevolg mee de dood in werd gestuurd om hem te volgen naar zijn reis naar de andere wereld. Van farao Hor-aha (opvolger van Narmer) is bekend dat hij verschillende mensen van zijn hofhuding meenam in zijn graf. Menes verenigde Opper en Neder Egypte in 3100 v.Chr (zie Schminkpalet van Narmer. Vóór deze periode werd het land geregeerd door autonome geroepen dorpen, nomen genaamd. Menes richtte een nationale overheidsinstelling op en benoemde koninklijke gouverneurs. De gebouwen van de centrale overheid waren meestal openluchttempels die van hout of zandsteen werden geconstrueerd, en die niet meer bewaard zijn gebleven.
In de 2e dynastie was er een kleine godsdienstige crisis waarbij de samenhang van het rijk enigszins verdween. Zo laat Peribsen zijn titelatuur veranderen in plaats van een Horus-naam een Seth-naam, een teken van het zuiden. Deze farao breekt met de traditie en (waarschijnlijk) waren verschillende steden het niet met hem eens. Onder de regering van Peribsen ontstaan dus diverse onderkoningen die samen of na elkaar regeren (Neferkare, Neferkasokar en Hoedjefka). Onder Chasechemoei (lett. De machten zijn verenigd), wordt het rijk weer een sterk geheel. Omdat de koningen zowel de Horus-naam als de Seth-naam hanteerde waren alle priesters met hem tevreden. Er werden reeds verschillende (vaak militaire) expedities ondernomen naar het 'buitenland'. Deze richtten zich vooral op Palestina; voor het hout, Nubië; voor het goud en Libië.