Wild zwijn
|
Er wordt getwijfeld aan de feitelijke juistheid van een of meer onderdelen van dit artikel.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie, en pas na controle desgewenst het artikel aan. |
Wild zwijn IUCN-status: Veilig |
||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groter plaatje |
||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Sus scrofa (Linnaeus, 1758) |
||||||||||||
Het wild zwijn of everzwijn (Sus scrofa) is het meest algemene lid van de familie der varkens (Suidae), en komt tegenwoordig over de hele wereld voor. Het is de voorouder van het tamme varken.
Inhoud |
[bewerk] Beschrijving
Het wild zwijn is een krachtig zoogdier, die qua uiterlijk veel op het varken lijkt. Het wild zwijn heeft een donkere, borstelige vacht. 's Winters is deze langer, en heeft hij een dikke ondervacht. Het volwassen mannetje, keiler genaamd, heeft twee slagtanden. Deze slagtanden zijn twee hoektanden in de bovenkaak, die naar boven gericht staan. Over de borstkas heeft het mannetje een vier centimeter dikke laag kraakbeen, die dient als bescherming voor de longen en het hart in gevechten.
Mannetjes worden groter dan vrouwtjes. Een mannetje wordt gemiddeld 105 tot 167 centimeter lang, 64 tot 109 centimeter hoog en 33 tot 148 kilogram zwaar. De staart kan 17 tot 30 centimeter lang worden. In Oost-Duitsland zijn mannetjes aangetroffen van bijna 200 kilogram zwaar en tot 185 centimeter lang. Het recordgewicht staat op 230 kilogram.
Een vrouwtje wordt gemiddeld 100 tot 146 centimeter lang, 59 tot 89 centimeter hoog en 30 tot 80 kilogram zwaar. De staart van het vrouwtje wordt 16 tot 28 centimeter lang.
In het noorden worden zwijnen zwaarder dan in het zuiden. Door kruisingen met grote verwilderde varkens worden zwijnen zelfs nog groter. Oudere zwijnen zijn zwaarder dan jongere dieren. Het lichaamsgewicht is ook afhankelijk van de leefomstandigheden, en in goede omstandigheden kan hij vrij snel het gewicht verdubbelen.
[bewerk] Gedrag
Wilde zwijnen zijn in de schemering en 's nachts actief. Het zijn alleseters. Ze eten voornamelijk plantaardig voedsel als eikels, kastanjes, knollen en groene plantendelen, maar ook dierlijk voedsel als aas, regenwormen, insectenlarven en knaagdieren en er zijn meldingen dat ook hertenkalveren ten prooi vielen. Meestal wroeten ze met hun gevoelige snuit in de bosbodem. Door dit gewroet komt er lucht in de bodem, en krijgen bepaalde zaden een goede kans om te ontkiemen.
Wilde zwijnen leven in kleine kudden, bestaande uit vrouwtjes met hun jongen en één- en tweejarige zwijnen. Keilers leven daarentegen meestal solitair. Onvolwassen mannetjes kunnen zich soms in los groepsverband ophouden. Ze zijn redelijk honkvast. In Polen trekken de dieren in de lente uit de bossen naar maïsvelden en andere landbouwgebieden, waar ze tot in de herfst blijven.
Zwijnen kunnen in gevangenschap 15 tot 20 jaar oud worden, in het wild 8 tot 10 jaar.
[bewerk] Voortplanting
De paartijd (bronst, rauschtijd) duurt van september tot maart.
De biggen (frislingen) worden geboren tussen februari en juni, na een draagtijd van 115 dagen. De meeste biggen worden in maart geboren. Zeugen krijgen maximaal 12 jongen per worp, dit komt overeen met het aantal tepels dat een zeug heeft. Meestal krijgen ze vier tot zeven jongen per worp. Oudere zeugen krijgen grotere worpen. Het aantal jongen is tevens afhankelijk van de voedselsituatie en de conditie van de zeug in de periode van bevruchting. Meestal krijgt een zeug één worp per jaar, maar mocht de eerste worp vroeg verloren gaan, kunnen de zwijnen nog in de zomer een tweede worp krijgen. Tegen kou kunnen de pasgeboren zwijntjes redelijk goed, maar niet tegen (veel) regen, zeker niet in combinatie met wind en lage temperaturen.
De biggen zijn bij de geboorte ongeveer 1,1 kilogram zwaar. Ze hebben horizontale strepen (ook wel pyama genoemd), die dienen als camouflage. De strepen verdwijnen na drie tot vijf maanden. De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest ("ketel"). In dit nestje blijven ze samen met hun moeder de eerste week van hun leven. Na een week sluiten moeder en jongen zich weer aan bij de oorspronkelijke groep. Als de zwijnen jongen hebben kunnen ze agressief worden tegen mensen, mochten deze te dichtbij komen.
Na een jaar zijn de zwijnen geslachtsrijp. Ze worden in deze periode "overlopers" genoemd. Mannetjes zullen zich echter nog niet voortplanten.
[bewerk] Leefgebied
Wilde zwijnen komen voornamelijk voor in loofbossen, halfopen landschap en landbouwgebied, mits er voldoende beschutting is. Het wild zwijn leefde oorspronkelijk van Ierland tot Japan en Java: in bossen in Europa (noordelijk tot Zuid-Scandinavië), Noordwest-Afrika en het grootste gedeelte van Azië (met uitzondering van het hoge noorden, het Arabisch Schiereiland, de woestijnen van China en Mongolië, Indonesië ten oosten van Java, en op Borneo en de Filipijnen). Hij is ingevoerd in onder andere de Verenigde Staten, op de Molukken en enkele eilanden in de Grote Oceaan. Verwilderde varkens komen ook in een groot gedeelte van de wereld voor, waaronder in Australië. Het wild zwijn is tegenwoordig uitgestorven in Egypte en de Britse eilanden (17de eeuw).
In Nederland leven wilde zwijnen in grote aantallen op de Veluwe en in Nationaal park de Meinweg; in België in de Ardennen.
[bewerk] Jacht
Wild zwijn is zeer geliefd bij de jagers. Het vlees smaakt sterker dan gewoon varkensvlees. De haren van een zwijn worden wel gebruikt voor kwasten.
Ook wordt er op gejaagd om eventuele plagen te voorkomen. Wilde zwijnen kunnen namelijk veel schade aanrichten aan de landbouw. Wanneer het wild zwijn 's winters wordt bijgevoerd, overleven veel meer zwijnen de winter dan in natuurlijkere omstandigheden. Om het aantal op peil te houden, wordt er op gejaagd.
Tegenwoordig mag het wilde zwijn in Nederland niet meer bejaagd worden. Om de stand in Nederland beperkt te houden kan na het opstellen van een beheersplan door de Provincie een ontheffing worden verleend op het verbod om zwijnen te doden. Het aantal kan dan gereduceerd worden en wordt zo in overeenstemming gebracht met de draagkracht van het gebied. Die draagkracht kan bepaald worden door de hoeveelheid beschikbaar voedsel, de hoeveelheid schade aan landbouwgewassen en aan de hand van de verkeersveiligheid (hoeveelheid aanrijdingen).
Tot 2002 mochten de wilde zwijnen worden (bij-)gevoerd. Vanaf 1 april 2002 is dat bij de Flora- & Faunawet verboden. Slechts 15 kg per 100 hectare per jaar mag als lokvoer verstrekt worden. Dat is zo weinig dat één zwijn er slechts twee weken van kan leven.
[bewerk] Trivia
- Everzwijn is het favoriete voedsel van Obelix uit de stripserie Asterix.
- Het woord ever lijkt afkomstig te zijn van eber, het Duitse woord voor een mannelijk zwijn.
[bewerk] Ondersoorten
- Sus scrofa scrofa
- Sus scrofa ussuricus
- Sus scrofa cristatus
- Sus scrofa vittatus
[bewerk] Externe links
- Beschrijving van Natuurbeleving
- Verspreiding in Vlaanderen
- Recepten met wild zwijn
- Waarnemingen kunnen hier worden ingevoerd
- Kaart met waarnemingen in Nederland
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Sus scrofa op Wikimedia Commons. |