Gerrit Hendrik Kersten
Gerrit Hendrik Kersten (Deventer, 6 augustus 1882 - Waarde, 6 september 1948) was een Nederlands politicus, theoloog en predikant.
Hij was Tweede Kamerlid voor de SGP van 1922 tot 1945. Hij diende als predikant onder meer de gemeenten van Yerseke en Rotterdam. Kersten was de voorman van de bevindelijk gereformeerden. Zijn werk heeft in die kring ook vandaag de dag nog steeds grote betekenis.
Naast kamerlid was ds. Kersten ook de drijvende kracht achter de totstandkoming van de Gereformeerde Gemeenten in 1907. Hij was één van de oprichters van de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten. Tot zijn dood is hij docent geweest aan deze school. Ook was hij actief betrokken bij de opbouw van eigen reformatorische scholen. Tevens heeft hij verschillende boeken geschreven van theologische en kerkrechtelijke aard. Zijn bekendste boek is "De Gereformeerde Dogmatiek voor de gemeenten toegelicht" (1947). In dit handboek wordt de klassiek-gereformeerde geloofsleer uitgelegd en verdedigd. Ds. G.H. Kersten heeft fundamentele kritiek geleverd op de theologische opvattingen van Abraham Kuyper (1837-1920)
Beroemd is de Nacht van Kersten. Op de avond van 10 november 1925 wist Kersten, een overtuigd anti-rooms-Katholiek, een amendement in de Tweede Kamer aangenomen te krijgen dat het gezantschap bij de Heilige Stoel (het Vaticaan) afschafte. Dit leidde tot de val van het kabinet-Colijn I en was daarmee waarschijnlijk de meest invloedrijke actie van de kleine SGP in de Nederlandse politieke geschiedenis.
De Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog zag hij als een oordeel Gods, in verband met de zondagsontheiliging, vooral omdat Prinses Juliana het land op een zondag was ontvlucht. Hij keurde verzet tegen de bezetter af, hetgeen hem zeer kwalijk werd genomen. Van 1943 af verleende Kersten enige hulp aan onderduikers.
Zijn zoon Ds. J.W. Kersten, die reeds overleed in 1960, was eveneens predikant in de gereformeerde gemeenten en was tevens docent aan de theologische school te Rotterdam.