Irving Langmuir
Irving Langmuir (1881 – 1957) was een Amerikaans chemicus en fysicus.
Langmuir was een leerling van Nernst. Vanaf 1909 was hij Associate Director van het Research Laboratory bij de General Electric Company, later professor aan de universiteit te Hoboken, New York. Na 1919 bouwde hij mee aan de theorie van de atoombinding.
In 1932 ontving hij de Nobelprijs voor de scheikunde.
Hij beschreef dwaalwetenschap (pathological science) aan de hand van 6 kenmerken:
- Het waargenomen effect is zwak; er is weinig verband tussen oorzaak en effect.
- Het effect ligt in de buurt van de detectielimiet van de gebruikte apparatuur.
- Er worden extreem hoge nauwkeurigheden gehaald.
- De verklaring voor het effect is in tegenspraak met alle gevestigde theorieën.
- Alle opmerkingen worden met een ad hoc-oplossing beantwoord.
- Er is een plotse toename in belangstelling voor het fenomeen, maar even snel bekoelt die weer.
Voorbeelden hiervan zijn koude fusie, N-straal en polywater
1926: Svedberg | 1927: Wieland | 1928: Windaus | 1929: Harden, Euler‑Chelpin | 1930: H.Fischer | 1931: Bosch, Bergius | 1932: Langmuir | 1934: Urey | 1935: F.Joliot‑Curie, I.Joliot‑Curie | 1936: Debye | 1937: Haworth, Karrer | 1938: Kuhn | 1939: Butenandt, Ružička | 1943: Hevesy | 1944: Hahn | 1945: Virtanen | 1946: Sumner, Northrop, Stanley | 1947: Robinson | 1948: Tiselius | 1949: Giauque | 1950: Diels, Alder |