Marsilio Ficino
Marsilio Ficino, wel gelatiniseerd tot Marsilius Ficinus (19 oktober 1433, Figline Valdarno - 1 oktober 1499, Careggi), was een van de meest invloedrijke humanistische filosofen van de vroege Italiaanse Renaissance, een astroloog en een herbelever van het neoplatonisme, die in contact stond met nagenoeg iedere vooraanstaande academicus en schrijver uit zijn tijd.
Gedurende de zittingen van het Concilie van Ferrara-Florence te Florence in 1439, tijdens welke gepoogd werd het schisma tussen de Latijnse en de Griekse kerken te herstellen, maakten Cosimo de' Medici de Oude en zijn intellectuele gevolg kennis met de neoplatonistische filosoof George Gemistos Plethon; wiens verhandelingen over Plato en de Alexandrijnse mystici de geleerde kringen van Florence dusdanig fascineerden dat hij wel de tweede Plato genoemd werd. In 1459 werd Ficino leerling van Johannes Agyropoulos, die te Florence Griekse taal en literatuur doceerde. Toen Cosimo de' Medici besloot Plato's Academie in Florence te herstichten, koos hij Ficino als leider, daar deze laatste verantwoordelijk was voor de klassieke vertaling van Plato in het Latijn (uitgegeven in 1482), naast de vertaling van het hellinistische Corpus Hermeticum en de geschriften van vele neoplatonisten zoals bijvoorbeeld Porphyrius, Iamblichus en Plotinus. In navolging van suggesties van de kant van Gemistos Plethon probeerde Ficino het christendom en het platonisme te sythetiseren.
Marsilio Ficino's belangrijkste werk was zijn verhandeling over de onsterfelijkheid van de ziel getiteld Theologia Platonica de immortalitate animae. Door zijn enthousiasme voor herontdekkingen uit de klassieke oudheid ontwikkelde hij grote belangstelling voor astrologie, hetgeen hem in conflict bracht met de Rooms-Katholieke Kerk; in 1489 werd hij voor Paus Innocentius VIII beschuldigd van magie en er was een goed onderbouwde verdediging nodig om hem een veroordeling wegens ketterij te doen ontlopen.
Ficino's vader was een arts die Cosimo de' Medici als beschermheer had, deze laatste nam Ficino op is zijn hofhouding en werd ook Ficino's levenslange beschermheer. De' Medici benoemde Ficino als privé-leraar voor zijn kleinzoon Lorenzo de' Medici; daarnaast waren ook Giovanni Pico della Mirandola, de Italiaans humanistisch filosoof en geleerde, en Angelo Poliziano leerlingen van Ficino.
In 1492 verkondigde Ficino "Deze eeuw, als was het een gouden tijdperk, heeft de vrije kunsten, die welhaast uitgestorven waren, hersteld: letterkunde, dichtkunst, rethoriek, schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur, muziek... deze eeuw schijnt de astrologie vervolmaakt te hebben".
Ficino's brieven uit de periode van 1474 tot en met 1494 bestaan nog en zijn gepubliceerd; hij was ook de auteur van De Amore.
Bron(nen): |
|
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Marsilio Ficino van Wikimedia Commons. |