Veiligheidstransformator
Een veiligheidstransformator zet de netspanning om in een voor de mens ongevaarlijke wisselspanning van maximaal 50 V. Een veiligheidstransformator heeft gescheiden primaire en secundaire wikkelingen. De secundaire wikkeling mag nooit geaard worden. Veiligheidstransformatoren kunnen zowel in een vaste opstelling als in een verplaatsbare opstelling worden gebruikt.
[bewerk] Toepassingen
Elektriciteit in besloten ruimten: Voor het gebruik van elektrische apparatuur in besloten ruimten, die geleidende wanden, vloeren of plafonds hebben, is het verplicht om een veilige spanning te gebruiken van maximaal 50 V wisselspanning (AC) of 120 V gelijkspanning (DC). Een veiligheidstransformator is in staat om de voor de mens gevaarlijke spanning van 230 V om te zetten. Meestal in een spanning van 42 of 24 V.
Volgens AI-5 en de NEN 3140 zijn hiervoor verdere criteria genoemd waaraan met moet voldoen om werkzaamheden met elektrische apparatuur veilig te kunnen uitvoeren. Tijdens de revisie van VCA zijn de volgende technieken, in onderstaande prioriteit, toegestaan:
- Verplaatsbaar materieel voorzien van een ingebouwde voedingsbron (zoals middels accu's of lucht aangedreven apparatuur) (dit geldt ook voor de verlichting), of als dit niet mogelijk is:
- Apparatuur, aangesloten op een veilige spanning (50 V AC of 120 V DC met een rimpel van maximaal 5%) (dit geldt ook voor de verlichting). Als ook dit niet mogelijk is:
- Gebruik van laagspanningsapparatuur (230V AC), voorzien van een dubbel geïsoleerde constructie, mits het materieel per toestel is aangesloten op een beschermingstransformator volgens NEN 10742 waarachter geen verdere verdeling meer plaatsvindt.
Verplaatsbare voedingsbronnen (transformatoren, lasgeneratoren en lasomvormers) worden buiten de ruimte opgesteld.
Voor elektrisch lassen wordt gebruikgemaakt van een lasapparaat. Deze moet zijn voorzien van een spanningsverlagend relais dan wel van een uitvoering waarbij de open boogspanning niet hoger is dan 50 V AC of 120 V DC met een rimpel van maximaal 5%. Het spanningsverlagend relais schakelt het lasapparaat op een veilige spanning zolang er niet gelast wordt. Al deze maatregelen zijn voorgeschreven om de simpele reden dat laagspanning ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken, als een mens deel uitmaakt van de stroomkring. Zeker in besloten ruimten met geleidende oppervlakken, is veilige apparatuur van levensbelang.