Hino nacional dos Países Baixos
Origem: Wikipédia, a enciclopédia livre.
Wilhelmus van Nassouwe (Guilherme de Nassau) é o hino nacional dos Países Baixos. O nome é geralmente abreviado para Het Wilhelmus.
Índice |
[editar] História
A letra foi escrita entre 1568 e 1572, em homenagem a Guilherme I, Príncipe de Orange (também conhecido como Guilherme de Nassau), durante a revolta neerlandesa contra os espanhóis, a Guerra dos 80 anos .
Quando os Países Baixos se tornaram uma monarquia em 1815, a música não foi escolhida para ser o hino nacional porque estava ligada ao partido político que apoiava a casa de Orange-Nassau. Entretanto sua popularidade nunca diminuiu, e o povo a considerava como sendo o hino de verdade dos Países Baixos. Em 10 de maio de 1932 ela foi finalmente oficializada, substituindo a música Wien Neêrlands bloed door d'aderen vloeit, de Hendrik Tollens.
Wilhelmus van Nassouwe é o mais antigo hino nacional do mundo.
O texto completo tem 15 estrofes. O hino é um acróstico, já que as primeiras letras de cada estrofe forma o nome "Willem van Nassov".
[editar] Versão curta
Em cerimônias formais, usualmente apenas a primeira estrofe é cantada. Às vezes a sexta estrofe é cantada também, junto com a primeira.
Esta é a primeira estrofe no original, usando a ortografia holandesa moderna.
Wilhelmus van Nassauwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prince van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
Traduzir esta estrofe é difícil, pois quase todas as linhas tem várias interpretações possíveis. Eis uma tradução crua, baseada na tradução da versão inglesa deste artigo.
Guilherme de Nassau,
Eu sou, de sangue neerlandês
Leal à pátria-mãe
Serei até morrer
Um príncipe de Orange
Eu sou, livre e sem medo
O rei da Espanha
Eu sempre honrei
A sexta estrofe, que às vezes é cantada, também, é a que segue.
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer
op U zo wil ik bouwen
Verlaat mij nimmermeer
Dat ik doch vroom mag blijven
uw dienaar t'aller stond
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt
Eis uma tradução, também baseada na tradução inglesa.
Meu escudo e lealdade
És Tu, oh senhor meu Deus
Sobre Ti construirei
Nunca me abandones
Para que eu continue forte
Teu servo sempre
Afastar a tirania
Que apunhala meu coração
[editar] Versão completa
Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prince van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.
Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.
Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.
Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vreden
mijn edel bloed gewaagd.
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.
Als David moeste vluchten
voor Sauel den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.
Na 't zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarnaar zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.
Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.
Als een prins opgezeten
met mijner heireskracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.
Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.
Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.
Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan.
Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.