Abdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen
Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen is een abdij te Koksijde die zich in 1138 aansloot bij de Orde van Cîteaux (cisterciënzers). In een van de teksten van de abdij komt voor het eerst het woord polder voor waarmee men het door indijking op de zee veroverd land bedoelt.
[bewerk] Geschiedenis
Er vormde zich in 1107 een kleine kloostergemeenschap rond de kluizenaar Ligerius, die zich aansloot bij de Orde van Savigny. De Franse abt Fulco sloot zijn snel groeiende gemeenschap, op verzoek van Sint-Bernardus, die abt was van de abdij van Clairvaux, aan bij de cisterciënzers door in 1175 de abdij Ter Doest van de norbertijnen over te nemen. Idesbald legde hier zijn geloften af en werd vier jaar later (1155) tot abt verkozen. Abten van de abdij hadden zitting in de Raad van Vlaanderen en deden hun invloed gelden binnen de diplomatie. Enkele waren persoonlijke raadgevers van de hertogen van Bourgondië.
Onder abt Elias kende de kloostergemeenschap (dan 112 monniken en 355 lekenbroeders) een bloeiperiode met bezittingen in Nederland en Frankrijk. Elias was zelfs raadsman van koning Richard Leeuwenhart. Om in de behoeften te voorzien werden hoven gesticht, onder andere het Hof te Zande nabij Hulst in het huidige Zeeuws-Vlaanderen. Uit dit hof zou later het dorp Kloosterzande ontstaan. In Hulst had de abdij ook een refugehuis. De abdijhoeve Ten Bogaerde, nu (2004) cultureel centrum van Koksijde, was een andere van de vele uithoven van de abdij.
Tussen 1265 en 1285 teisterden overstromingen, door het begeven van zeedijken, het binnenland en dus ook de abdij. De mankracht ontbrak om alle abdijhoven nog uit te baten. De oorlogen tussen Engelsen en Fransen zorgden voor verdere neergang. In 1302, bij de Guldensporenslag, stond de toenmalige abt Thomas de Sittere in het kamp van de verliezers; de Vlamingen namen wraak en brandden abdijbezittingen plat en straften de abdij financieel waardoor de eigendommen in Engeland moesten worden verkocht. Later kregen de abdijbewoners te maken met plunderende Gentenaars en Engelsen. Tegen 1450 raakte men in een dieptepunt en dacht men eraan de abdij te verlaten en zich in Aardenburg te vestigen, hun centrum in Zeeland. De Veurnse clerus verzette zich. Ook een verhuizing naar Brugge werd resoluut afgewezen.
Toen in 1566 de Beeldenstorm lelijk huishield, was het voor de weinig talrijke Duinheren genoeg geweest. In 1578 kregen ze met de calvinisten van Gent te maken; de abdijbezittingen werden aangeslagen en verkocht. De bewoners vluchtten naar Brugge, enkelen zochten onderdak in de abdijhoeve Ten Bogaerde toen meer dan 1000 protestantse soldaten de abdij bezetten. In 1593 plunderden de Hollanders onder Frederik van Oranje en Prins Maurits, na de verovering van Oostende, Ten Bogaerde en staken de grote schuur in brand.
De abdijgemeenschap wilde, koste wat het kost, veiliger oorden opzoeken. Men verzamelde al het waardevolle materiaal en bracht dat onder in Ten Bogaerde. Terwijl de Boeteprocessie in Veurne uittrok, verlieten de monniken en lekenbroeders in 1623, met de lijkkist van Idesbald, het abdijhof richting Nieuwpoort. Ze vonden uiteindelijk onderdak bij hun confraters in de abdij Ter Doest in Lissewege.
In 1628 startten de religieuzen met de bouw van een nieuwe abdij aan de Potterierei te Brugge (nu het seminarie van het bisdom Brugge annex opleidingscentrum). De poort van de oude abdij werd met de oorspronkelijke materialen nagebouwd. Toen de Franse Revolutie in 1798 uitbrak en alle kerkelijke bezittingen werden aangeslagen, stelden de monniken zich ten dienste van het bisdom Gent. Eén van de monniken werd tijdens de uitdrijving ten tijde van de Franse Revolutie dodelijk verwond.
Veel later, in 1819, verzamelden de nog 5 resterende monniken zich nog eenmaal in Koksijde. Op de plaats waar eens hun abt Idesbald begraven lag, bouwden ze een kapel. Op 23 april 1833 stierf de laatste monnik, Nicolaas de Roover. Deze monnik zorgde er ook voor dat de verluchte handschriften in goede handen, maar vooral ook samenbleven. Ter Doest en Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen werden bezit van het bisdom Brugge.
[bewerk] Abdijgebouwen
De abdij had oorspronkelijk
- een poortgebouw en een omheiningsmuur
- een kerk
- een gasthuis (gasterie) met eigen keuken, refter en slaapzaal. Occasioneel verbleven hier ook familieleden van de kloostergemeenschap
- twee windmolens en een rosmolen. In de 16e eeuw gingen ze door godsdiensttroebelen verloren. In de jaren '50 van de vorige eeuw vond men de molenberg van de vroeger zuidelijk gelegen staakmolen terug en kocht het gemeentebestuur van Koksijde de Lootvoetmolen (1771) van Houtem. Deze molen werd in 1952 afgebroken en door de molenbouwer Henri Lejeune uit Westvleteren heropgebouwd zonder de kombuis naast de trap om de molen meer 16e-eeuws te laten aandoen. Ze is nu (2004) een van de acht resterende staakmolens met een drie-zolder.
- een tuin en een kleine vijver om de aangevoerde vis vers te houden
- een vissershuis.
De abdij is een archeologische vindplaats. Het museum Ten Duinen 1138 heeft de geschiedenis van de cisterciënzers in de Lage Landen als thema met speciale aandacht voor de vroegere abdij. In 2002 werden tien graven in de oostelijke pandgang ontdekt.