Tweede Boerenoorlog
De Tweede Boerenoorlog ook bekend als de Tweede Vrijheidsoorlog, Suid-Afrikaanse oorlog of Anglo-Boereoorlog was een oorlog tussen de Afrikaners (afstammelingen van Nederlandse kolonisten) en de Britse kolonisten. Na de Eerste Boerenoorlog bleef De Boerengemeenschap echter onder druk staan door de Britten. In 1885 werd in Transvaal, bij Witwatersrand goud gevonden en dit lokte een grote stroom van niet-Boerse immigranten (uitlanders) aan. De nieuwelingen werden duidelijk niet met open armen ontvangen en ook werd er druk uitgeoefend om de Boeren-regering omver te werpen.
In 1896 sponsorde Cecil Rhodes een onsuccesvolle staatsgreep en de mislukte poging betere rechten te verwerven voor Britse burgers werd aangegrepen als rechtvaardiging voor het opbouwen van een troepenmacht. Er was nog een andere reden voor de Britten om de macht in de Boeren republieken over te nemen: de Transvaalse Republiek zocht toenadering tot Duits Zuidwest-Afrika en dit was iets wat de Britten niet konden toestaan. (Dit was een van de vele kleine stappen die zou leiden tot het grote conflict tussen beide wereldmachten, de Eerste Wereldoorlog).
De Boeren, aangevoerd door Paul Kruger, deelden de eerste slag uit. Tussen oktober 1899 en januari 1900 vielen ze de Kaapkolonie en Natal binnen. Ze belegerden de Britse garnizoenen in de steden Ladysmith, Mafeking (verdedigd door troepen onder aanvoering van Robert Baden-Powell) en Kimberley en boekten drie verschillende overwinningen op de Britten binnen een week, tussen 10 en 15 december 1899. Deze week staat bekend als de Zwarte Week. Pas nadat op 14 februari 1900 versterkingen arriveerden konden Britse troepen onder aanvoering van Lord Roberts tegenaanvallen uitvoeren om de garnizoenen te ontzetten. Het ontzet van Mafeking op 18 mei 1900 veroorzaakte grote vieringen in Engeland. Op 13 maart namen de Britten Bloemfontein in en op 5 juni de Boeren-hoofdstad Pretoria.
Eenheden Boeren vochten de daaropvolgende twee jaar een guerrillaoorlog onder leiding van generaal Christiaan de Wet waarop door de Britten (onder Lord Kitchener) werd geantwoord met het vernielen van boerderijen, het in beslag nemen van voedsel en het inrichten van concentratiekampen waarin de familieleden van Boeren werden vastgehouden.
De laatste Boeren gaven zich over in mei 1902 en de oorlog eindigde met de Vrede van Vereniging in diezelfde maand. De strijd had het leven gekost van 25.000 Boeren (inclusief niet-vechtende familieleden) en 22.000 Britse soldaten. De overeenkomst maakte een eind aan het bestaan van Transvaal en de Oranje Vrijstaat als Boerenrepublieken en bracht ze binnen het Britse Rijk. De Boeren ontvingen 3 miljoen pond als compensatie en de belofte dat ze ooit zelfbestuur zouden krijgen.