Westerwolde
Westerwolde is een streek in Oost-Groningen rondom de riviertjes de Ruiten-Aa, de Mussel-Aa en de Westerwoldse Aa. Ten westen en zuiden van Westerwolde liggen de Veenkoloniën, ten noorden het Reiderland en ten oosten het Emsland (Duitsland). De dorpen Ter Apel, Sellingen, Vlagtwedde, Onstwedde, Wedde, Vriescheloo, Bellingwolde en Blijham horen bij deze voormalige heerlijkheid. De loop van de westgrens van deze vroegere heerlijkheid door de uitgestrekte veengebieden is vastgesteld in de 17e eeuw. Dit werd de Semslinie. Door de vaststelling van deze grens kon de ontginning van de veengebieden beginnen en is de Kanaalstreek ontstaan. Wanneer we de Semslinie nog steeds als westgrens laten gelden van Westerwolde, dan horen ook Stadskanaal en Musselkanaal bij dit gebied. In veel literatuur onderscheidt men de Kanaalstreek echter van Westerwolde vanwege het veenkoloniale karakter, daarom hoort deze geografisch gezien niet bij Westerwolde. Het vestingdorpje Bourtange ligt aan een oude verbindingsweg tussen deze streek en Duitsland. Westerwolde is samen met het Reiderland de meest oostelijke streek van Nederland. Het ligt grotendeels ten oosten van 7° oosterlengte.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
In Westerwolde zijn veel archeologische vondsten gedaan. In de naburige veenkoloniën zijn zoals bij Hoetmansmeer voorwerpen gevonden uit de Midden Steentijd tot ongeveer 6000 jaar voor het begin van de jaartelling. Daarna begon de veenvorming in dit gebied en werden de mensen verdreven. Westerwolde is daarentegen bewoond gebleven tot ongeveer 200 jaar v. Chr. Er zijn veel urnenvelden en restanten van grafheuvels ontdekt. De jongste graven met urnen uit die tijd zijn zeer goed geconserveerd gebleven doordat ze vermoedelijk vrij kort na aanleg door het veen zijn overgroeid. Westerwolde is waarschijnlijk weer bewoond geraakt rond 600 - 700 na het begin van de jaartelling. Uit die tijd zijn weer graven met urnen gevonden. Ook is er bij de Hasseberg een veenbrug gevonden uit die tijd. De bevolking stamt dan waarschijnlijk uit het oosten: het Eemsgebied.
Westerwolde is daarna lange tijd een sterk geïsoleerde streek geweest. Het lag als een wig in het grootste moerasgebied van West-Europa: het Bourtangerveen. De streek was aanvankelijk in leen bij het klooster van Corvey (nabij Höxter) van waaruit de kerstening van het gebied werd opgezet. Dit klooster had een nevenvestiging in Meppen, die hier een centrale rol in speelde. De band met Corvey zorgde er voor dat Westerwolde kerkelijk tot het bisdom Osnabrück behoorde. Bestuurlijk viel het echter onder het Prinsbisdom Münster. Dit gaf Westerwolde in de tweede helft van de Middeleeuwen weer in leen aan het geslacht Addinga dat hun land waren kwijtgeraakt door het oprukken van de Dollard. Deze heren bouwden het slot te Wedde en voerden een hardvochtig bewind. De bevolking van Westerwolde kwam daar in de 15e eeuw tegen in opstand. In 1530 kwam het gebied in handen van de Hertog van Gelre, maar al in 1536 werd het na een slag bij Heiligerlee veroverd door de troepen van Keizer Karel V's Friese stadhouder Schenk van Toutenburg. Als beloning schonk Karel V Westerwolde als persoonlijk leengoed aan Schenck van Toutenburg.
In 1593 veroverde Willem Lodewijk van Nassau het gebied voor de Staten-Generaal. Het werd in 1619 verkocht en werd eigendom van de stad Groningen. Formeel was Westerwolde toen een generaliteitsland, maar feitelijk werd het door de stad beheerst. De geïsoleerde positie verdween toen het Bourtangerveen werd ontgonnen vanaf de 17e tot in de twintigste eeuw.
[bewerk] Landschap
[bewerk] Esdorpenlandschap
De ruggengraat van het landschap van Westerwolde is vanouds een esdorpenlandschap, met op de hogere zandruggen akkercomplexen die werden bemest met schapenmest. Deze schapen graasden op de hei en overnachtten in de potstal. De daar opgehoopte schapenmest werd gemengd met plaggen en op de es gebracht. Sommigen esdorpen ontwikkelden een soort dochterdorpen, de zogenaamde essenzweemdorpen. Smeerling, dat een beschermd dorpsgezicht is, en Ter Maarsch zijn hier een voorbeeld van. Langs de riviertjes en beekjes lagen de hooi- en weilanden. Bij Onstwedde (de Onstwedder Holte) en bij Sellingen (de Hasseberg) liggen morenes uit het Drenthestadium van de op één na laatste ijstijd, het Saalien. Bij Sellingen bevindt zich een boscomplex waarin zich nog een paar restanten bevinden van het vroegere heidelandschap. Tevens is daar een zandafgraving en ook zijn er langs de Ruiten-Aa enkele rivierduintjes zoals bij Ter Wupping. Bij Smeerling ligt het Metbroekbos, een voor Nederlandse begrippen erg oud bos. De riviertjes en beekjes hebben hun waterafvoerende functie verloren door de aanleg van kanalen als het Mussel-Aa-kanaal en het Ruiten-Aa-kanaal. Grootschalige ruilverkavelingen hebben veel kenmerken van het esdorpenlandschap doen verdwijnen. Het landschap is daardoor opener geworden. Sinds de jaren negentig maakt het gebied waardoor de Ruiten-Aa stroomt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, waardoor veel gronden verworven zijn door natuurbeschermingsorganisaties als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Ook is er op bepaalde terreinen aan natuurbouw gedaan.
[bewerk] Streekdorpenlandschap
In het noorden van Westerwolde bevinden zich streekdorpen als Bellingwolde en Vriescheloo. Deze dorpen liggen op de grens van de zandgronden van Westerwolde en de klei van de Dollardpolders. Vanuit deze dorpen is steeds verder land gewonnen op de Dollard toen dit hoog genoeg voor de landbouw opslibde. Dat gebeurde door middel van opstrekkende verkaveling, dat wil zeggen dat het land verlengd werd vanaf de eigen gronden met de nieuw aangewonnen polders. Hierdoor ontstonden langgerekte kavels. De vruchtbare kleigronden zorgden voor veel meer welvaart onder de boeren dan op de zandgronden. Dit gebied vormt dan ook de overgangszone naar het Oldambt waar in de negentiende eeuw ook een standsverschil bestond tussen rijke grondbezittende boeren en arme knechten. De landbouw van dit gebied nam in de negentiende eeuw een vooraanstaande plaats in wat betreft de teelt van Engels en Italiaans raaigras. Hier, op de grens van Oldambt en Westerwolde, werd het Westerwolds raaigras (Lolium multiflorum ssp. alternativum), een voor groenbemesting veel toegepaste éénjarige grassoort, geteeld. Blijhamster boeren kregen vermoedelijk zaad van Italiaans raaigras van de toenmalige burgemeester Borgesius van Oude Pekela (1860-1880). Hiervan werd al in het jaar van uitzaai zaad gewonnen en zo werd geselecteerd naar het 1-jarige type. De Winschoter tuinders kochten het zaad van de boeren en verhandelde dat onder de naam Westerwolds raaigras.
De ruilverkavelingen van de jaren zestig heeft het landschap nog grootschaliger gemaakt: de opstrekkende verkaveling is verdwenen.
[bewerk] Ontginningslandschap
Vanaf de negentiende tot ver in de twintigste eeuw zijn de heidevelden en veengebieden van Westerwolde ontgonnen. De aanleg van het Mussel-Aa-kanaal en het Ruiten-Aa-kanaal is hier een stimulans voor geweest. Hierdoor konden de middelen om de onvruchtbare velden te bemesten worden aangevoerd en de landbouwproducten worden afgevoerd. Ook de Stoomtramweg-Maatschappij Oostelijk Groningen heeft hier een rol in gespeeld. Maar de grootste rol in het ontstaan van het ontginningslandschap van Westerwolde is weggelegd voor de werkverschaffing. Vele werklozen hebben van de jaren twintig tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw met de hand vele gronden ontgonnen. Hierop ontstond het ontginningsland dat gekenmerkt wordt door rationele verkaveling en openheid. Hierin liggen dorpen als Hebrecht en Harpel. Met name bij Sellingen zijn in de jaren dertig tot en met de jaren vijftig van de twintigste eeuw bossen geplant op de heidevelden. Hier liggen de bossen met de grootste omvang van Westerwolde: De 600 ha grote Sellinger bossen. Direct ten zuiden ervan liggen de bossen van Ter Borg waar een 35 ha groot restant van de voormalig uitgestrekte heidevelden bewaard is gebleven. Het is meteen wel het grootste heidegebied van de provincie Groningen.
[bewerk] Dialect
In Westerwolde wordt het Westerwolds, een Groningse variant van het Nedersaksisch, gesproken. In tegenstelling tot het overgrote deel van de provincie Groningen is er nooit Fries gesproken en heeft het altijd een Saksisch karakter gehad. Dat komt tot uitdrukking in woorden als "nich" in plaats van "nait" voor "niet" en "Jawol" voor "ja". Het officiële Westerwolds is zeer sterk verwant aan het Nedersaksisch dat in het Emsland en Oost-Friesland gesproken wordt. Tegenwoordig heeft het zich aan het Gronings aangepast en verdwijnt dit Westerwoldse taaleigene langzamerhand. De streek heeft van oudsher een sterk protestants karakter, dit in tegenstelling tot de omliggende gebieden.
[bewerk] Economie
De streek is grotendeel agrarisch georiënteerd. Er waren aanvankelijk veel gemengde bedrijven, maar er heeft zich veel specialisatie voorgedaan waarbij veelal gekozen is voor akkerbouw. De belangrijkste akkerbouwgewassen zijn suikerbieten en aardappels. Ook wordt er graan verbouwd. Eind twintigste, begin eenentwintigste eeuw stopten veel agrarische bedrijven.
Tegenwoordig wordt de streek geleidelijk aan verder ontwikkeld voor het toerisme. Een probleem hierbij is dat Oost-Groningen bij veel Nederlanders een wat negatieve klank heeft als een afgelegen en saai gebied. De rust en ruimte van het landschap zijn de sterke punten. Het dorpje Bourtange trekt inmiddels veel toeristen door de gereconstrueerde vesting. Het Ruiten-Aa-kanaal is voor de pleziervaart weer bevaarbaar gemaakt. Bij Vlagtwedde is het vakantiebungalowcomplex Emslanderparc gerealiseerd. Ook het recreatiegebied De Wedderbergen bij Wedde is van belang.