Geschiedenis van de Joden in Nederland
De geschiedenis van de Joden in Nederland begint vanaf de tweede helft van de Middeleeuwen.
Inhoud |
[bewerk] Middeleeuwen
Reeds in de - latere - Middeleeuwen hebben er Joden in Nederland (toen nog de Noordelijke Nederlanden genaamd en deel uitmakend van het Duitse Rijk) gewoond, al is er niet veel over hen bekend.
De Maastrichtse Jodenstraat uit 1295 geldt als het oudste bewijs van hun bestaan in Nederland.
Daar de Joden geen eigen gebied hadden en daardoor geen eigen lokale heersers, vielen ze rechtstreeks onder de Duitse keizer. Deze kon lager geplaatste hoogwaardigheidsbekleders het recht geven om Joden onder hun hoede te nemen. Een hertog of graaf kon dan bijvoorbeeld een zakelijk beroep op de diensten van Joden doen, diensten die met name op het gebied van het kredietwezen lagen.
[bewerk] Pogrom, 1348
In de Middeleeuwen heeft zich ook de enige Jodenpogrom voorgedaan die Nederland heeft gekend. In 1348 vond er een pestepidemie plaats en de Joden werden ervan beschuldigd dat zij de bronnen en de waterputten zouden hebben vergiftigd waardoor deze ziekte zou zijn uitgebroken. Als gevolg hiervan werden in het jaar daarop, in 1349, in diverse IJsselsteden alsook in Arnhem, Nijmegen en Utrecht alle daar woonachtige Joden levend verbrand.
De eeuw daarop, de 15e eeuw, ging de positie van de Joden er (weer) wat op vooruit. Er werden Jodenbrieven uitgegeven die de Joden in staat stelden zich (opnieuw) in het kredietwezen te begeven; de rentes die ze daarbij in rekening brachten konden oplopen tot over de veertig procent per jaar.
Al met al waren het tamelijk kleine aantallen Joden die toentertijd in Nederland leefden.
[bewerk] Immigranten
Pas na de Middeleeuwen kwamen er grote groepen Joden Nederland binnen.
De Sefardische Joden was de eerste groep. Vanwege de Jodenvervolging door de inquisitie kwamen deze vanuit Spanje en Portugal. Tot op heden zijn ze te herkennen aan achternamen zoals Pereira, Cardozo, Nunes of Vas Dias.
Later kwamen Askenazische Joden vanuit oostelijk liggende landen als Duitsland, Polen en Rusland, verjaagd door de daar heersende vervolging. Aan hun achternamen is deze afstamming te zien, bijvoorbeeld Polak, Hamburger, Moszkowicz en van Praag.
Beide groepen leefden jarenlang geïsoleerd van elkaar, en hadden in Amsterdam elk hun eigen synagoge.
[bewerk] Discriminatie
De Joden in Nederland mochten in het overwegend protestantse Nederland oorspronkelijk vrijwel geen beroepen uitoefenen. Een enkeling zocht zijn heil in het kredietwezen of de internationale handel; de meesten daarentegen probeerden als venter of marskramer wat te verdienen. De gilden verzetten zich in 1748 tegen de levendige straathandel. Handhaving van de strenge regels leverde rellen op en kritiek van de invloedrijke Isaac de Pinto. In de Franse tijd werd die ongelijkheid rechtgezet, alhoewel reeds in 1786 Alkmaar joden tot de vroedschap had toegelaten.
Niet lang nadat de Franse legers begin 1795 over de bevroren rivieren de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden binnentrokken, de macht overnamen van de regentenaristocratie en daarmee de basis legden voor de Bataafse Republiek en de eenheidsstaat zoals die er nu uitziet, richtte een kleine groep Joden onder leiding van Mozes Asser in Amsterdam een patriottenclub op. Onder de naam Felix Libertate (Gelukkig door Vrijheid) hielden zij in een lokaal aan de Nes hun eerste openbare vergadering met de bedoeling zich actief in te zetten voor gelijke berechting van alle Joodse burgers in Nederland. De tijd leek rijp voor dit streven, omdat het nieuwe bewind met gevestigde tradities leek te willen breken.
Om zich van aandacht verzekerd te weten, richtten de Libertate-leden zich onophoudelijk met rekesten tot de leden van de Nationale Vergadering. Die pogingen vonden op 2 september 1796 weerklank. Per die datum werd een besluit afgekondigd dat 'geen Jood zal worden uitgeslooten van eenige rechten of voordeelen die aan het Bataafsch Burgerregt verknocht zyn'. Dat de vergadering met het gekoesterde gelijkheidsideaal instemde was niet zo verwonderlijk tegen de achtergrond van het tijdens de Franse Revolutie gehanteerde adagium van 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap'.
Met het aannemen van het decreet werd weliswaar een belangrijke stap gezet in het emancipatieproces van de Nederlandse Joden, maar voltooid was dat allerminst. Na 1796 drongen zij slechts langzaam door tot andere beroepen. De burgerlijke gelijkstelling was vooral van toepassing op mannen die het maatschappelijk al hadden gemaakt. Aan vrouwen, kleine zelfstandigen, en zeker voor de grote massa van het zogenoemde lompenproletariaat gingen de positieve effecten van het inburgeringsdecreet voorbij.
Bij de invoering van de Burgerlijke Stand eistte Napoleon in 1811 dat ook joden een achternaam zouden aannemen. (Het gebruik van namen van steden uit het beloofde land werd verboden). Bovendien werd gewerkt aan een nieuwe bijbelvertaling, die zowel voor joden als christenen aanvaardbaar zou zijn. Het gebruik van het Jiddisch werd ontmoedigd om de emancipatie te bevorderen.
Vooral in Amsterdam, de enige West-Europese stad die voor de Franse Revolutie op geen enkele wijze de immigratie van Joden had beperkt, was die rechtsongelijkheid sterk merkbaar. Zeker zestig procent leefde geheel of gedeeltelijk van de bedeling. De Joden die op de rand van het bestaansminimum balanceerden, verging het niet veel beter. Het tij keerde, toen zij zich rond 1850 op de golven van de economische vooruitgang, als een Joodse middenklasse konden profileren. Een voorbeeld van deze ontwikkeling is de Joodse ondernemer Tuschinski.
[bewerk] Emancipatie
Met de opkomst rond de eeuwwisseling van het socialisme en de vakbeweging begon er ineens iets ten goede van de grote massa kansarmen te veranderen. Die ontwikkeling was mede te danken aan de inspanningen van de Joodse oudpoliticus en medeoprichter van de socialistische SDAP, Henri Polak. Als voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond stond hij aan de wieg van een vereniging, die na de oorlog model zou staan voor de moderne vakbeweging.
De rechtstreekse bemoeienis van de arbeidersbeweging bracht het emancipatieproces van de grote groep arme Joden in een stroomversnelling. De invoering in 1919 van het algemene kiesrecht voor mannen en vrouwen was de voltooiing van dat lange proces.
[bewerk] Vluchtelingen in de jaren dertig
Nadat de nazi’s in buurland Duitsland in 1933 aan de macht kwamen en in 1935 de Neurenberger rassenwetten invoerden die de Joden alle burgerrechten ontnamen, kwam een stroom Joodse vluchtelingen op gang richting Nederland. Tot dan toe had Nederland een liberaal toelatingsbeleid, dat vluchtelingen in staat stelde vrij gemakkelijk asiel te krijgen. Vanaf 1935 verscherpte de regering echter de eisen: alleen bemiddelde Joodse vluchtelingen werden nog toegelaten, anderen moesten bewijzen bij terugkeer naar hun woonplaats in levensgevaar te verkeren, wilden ze kans maken op een verblijfsvergunning. Dit bewijs was echter lastig te leveren, zodat weinig Duitse Joden het land binnen geraakten.
De regering had meerdere redenen voor deze verscherping. Om te beginnen had de wereldwijde economische malaise ook in Nederland tot torenhoge inflatie en werkloosheid geleid. Een omvangrijke stroom vluchtelingen kon het land in deze omstandigheden niet aan, redeneerde het kabinet. In de tweede plaats vreesde de regering dat de toelating van Joden het opkomende antisemitisme in de kaart speelde. Hoe meer Joden Nederland toeliet, des te meer aanleiding de bevolking had om hen te haten, dacht men. Het groeiende ledenaantal van de nationaal-socialistische NSB werd met argusogen bekeken.
In de aanloop naar de oorlog scherpte Nederland de toelatingseisen nog verder aan en werd de grens uiteindelijk geheel gesloten voor Joodse vluchtelingen. De Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland in 1938 en de Kristallnacht in datzelfde jaar veroorzaakten een nog grotere stroom Joodse vluchtelingen. In mei 1938 bepaalde minister van Justitie Carel Goseling dat Joden voortaan als ongewenste vreemdelingen werden beschouwd. Juist toen Joodse vluchtelingen konden bewijzen in levensgevaar te verkeren, ging de grens op slot. Nederland verscherpte zijn toelatingsbeleid ook om niet uit de pas te lopen bij andere staten in Europa. Als andere staten strengere eisen stelden, kon Nederland wel eens een vrijhaven worden voor vluchtelingen, dacht het kabinet.
[bewerk] Holocaust
In de Tweede Wereldoorlog vond de Holocaust plaats. Op 19 mei 1941 nam de top van het Duitse Reichskommissariat (Seyss-Inquart en zijn vier Generalkommissare) het besluit dat alle Joden uit Nederland zouden moeten verdwijnen. Hun totale vermogen zou onder leiding van de Generalkommissar für Finanz und Wirtschaft als sluitstuk van de uitplundering van de Joden worden opgevorderd om de operatie te betalen. De Joden zouden dus hun eigen deportatie moeten betalen. Nadat de Duitse bezetters ook in Nederland allerlei beperkende en discriminerende maatregelen tegen Joden hadden ingevoerd, kwamen vanaf 1942 de razzia's op gang. Veel Nederlanders namen Joodse onderduikers in huis op, maar er waren ook die de Duitsers hielpen bij de opsporing, meest leden van de Duitsgezinde Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Van de naar schatting 140.000 Joden die Nederland in mei 1940 telde, zijn er ongeveer 101.800 vermoord. Sommigen, zoals Anne Frank en Etty Hillesum, zijn door dagboeken beroemd geworden. De meeste anderen waren minder bekend, buiten hun werk, gemeenschap en families om. Allen werden geëxecuteerd, in vernietigingskampen vergast, doodgemarteld, verhongerd of op andere wijze om het leven gebracht. In totaal zijn in Europa door de nazi's naar schatting zes miljoen Joden omgebracht, een genocide die in onze regio zijn weerga niet kent.
Niet alle Nederlanders hebben dit zonder verzet laten gebeuren en degenen die Joden bij zich thuis lieten onderduiken liepen daarbij grote risico's voor hun eigen bestaan. Ook onder hen zijn slachtoffers gevallen. 4513 personen hebben voor hun dappere daad inmiddels een onderscheiding gekregen van Yad Vashem.
[bewerk] Langzaam herstel
De weinigen die na de oorlog uit de kampen konden terugkeerden waren getraumatiseerd, berooid en/of van al hun bezittingen beroofd. Hun woningen van voor de oorlog bijvoorbeeld waren inmiddels door anderen bewoond en zij moesten zich een plek hervinden, vaak zonder hulp van familie die omgebracht was. Bij jonge mensen was vaak hun studietijd volledig verstoord. Vele overlevenden trokken naar Israël, anderen probeerden in Nederland hun leven weer voort te zetten.
Het heeft lang geduurd voordat het Nederlandse Jodendom zich van deze trauma's heeft kunnen herstellen. Niet alleen de overlevenden van de Holocaust zelf, maar ook hun kinderen (de tweede generatie oorlogsslachtoffers), leefden met voortdurende gedachten aan de confrontatie met de dood onder de vreselijkste omstandigheden.
De laatste jaren herstelt het Jodendom zich verder en richt men zich steeds meer op de positieve aspecten van het Joods zijn, al blijft het voor de huidige Nederlandse Joden vaak beladen om met buitenstaanders over de eigen afstamming te spreken.
Tegenwoordig krijgen uitingen van antisemitisme (haat tegen Joden) een extra lading door de individuele en collectieve herinneringen aan de sjoa (holocaust). Veel mensen ergeren zich ook aan het feit dat veel tegenstanders van de politiek van de staat Israël geen onderscheid kunnen (en/of willen) maken tussen Joden in Nederland en Israëliers. Veel Joden zijn tegenstanders van het Israëlische beleid, maar worden toch hiermee geassocieerd. Mede hierdoor worden Joodse Nederlanders regelmatig het slachtoffer van antisemitische uitingen en fysieke bedreigingen, vaak door allochtone jongeren die zich verbonden voelen met de Palestijnen. In Amsterdam is het bijvoorbeeld al gevaarlijk om met bijvoorbeeld een keppeltje op over straat te lopen, iets wat ooit geen probleem was.
[bewerk] Literatuur
- Geschiedenis van de Joden in Nederland, onder redactie van J.C.H. Blom, R.G. Fuksmansfeld en I. Schöffer, 1995, Uitgeverij Balans te Amsterdam, ISBN 90-5018-296-8
[bewerk] Externe links
- Joods Historisch Museum, Amsterdam
- www.joods.nl
- CIDI Joden in Nederland en België
- 20 eeuwen Nederland (als bron gebruikt voor de Middeleeuwen)